vrijdag 14 augustus 2015

Een kleine Beneluxreis (en een veerpontje naar Duitsland)



1. Brabant

Ons hoofd had niet naar vakantie gestaan dit jaar en we hadden de planning ervan steeds maar uitgesteld. Toen de dag aanbrak die in de agenda als vertrekpunt was aangekruist en daarmee de dagen naderden die met een streepje uit het dagelijkse leven waren geschrapt, zocht ik een aantal oude kaarten bij elkaar, wat toeristische gidsen, stopte wat kleren en boeken in een tas, stak een tandenborstel in het voorvakje, en selecteerde de pijpen die mijn reisgezellen mochten worden.
Een echte bestemming hadden we niet. Een vaag plan wel: we zouden mijn vader in Mierlo bezoeken, dan de grens oversteken, in België een paar plaatsen aandoen die onze fantasie prikkelden, de Luxemburgse wijnstadjes gaan terugzien, en via Duitsland terugkeren. Alles heel rustig, via kleine weggetjes. Overnachten waar het ons leuk leek, afhankelijk van het weer in tent of hotel. Brandertje mee, bestek en servies, maar ook een net jasje. Eerst en vooral, de hete stad uit, de snelweg op!
Mijn vader, verrast door ons bezoek, stelde voor in hun logeerkamer te overnachten, maar ik wilde onder een boom zitten die avond en slapen in een tentje. Zo begon onze reis met antropologisch onderzoek onder de Brabanders: we kampeerden op een familiecamping, in het ‘trekkersveld’ stond ons tentje eenzaam onder hoge dennen. In het restaurant zaten we als afgezanten van een andere planeet verbaasd en geamuseerd te kijken naar al die jonge gezinnen, al die bruin verbrande, welgedane, bier drinkende mannen en vrouwen, hun sportschoolarmen glimmend in de avondzon. Hun vooral blonde kinderen werden vermaakt met een roofvogelshow, want dit was een vakantiepark met ‘animatie’. We zagen hoe een steenuil van kinderhoofd naar kinderhoofd wipte, gelokt met hapjes voer. In het ven, dat vroeger een maagdelijk stukje natuur moet zijn geweest, dreven bootjes. Mijn vriendin overwoog erin te stappen, maar het voelde alsof wij, als buitenstaanders op doorreis, daarmee iets illegaals zouden doen.
De volgende ochtend ruiste de regen over de dennen. Om de verveling voor te zijn ging er in het restaurant maar alvast een party-cd’tje op. We ontbeten bij mijn vader en zijn vrouw. Bij suikerbrood, koffie en gekookte eitjes spraken we over het geloof, mijn vader zat op zijn praatstoel. Die oude rituelen, die waren mooi geweest, heel mooi, maar verder moest hij er toch weinig meer van hebben. Ik vertelde over een aflevering van De hokjesman, waarin Michael Schaap op veldonderzoek gaat onder de katholieken. In een paar Limburgse dorpjes wordt elk jaar in mei een enorme den omgehakt, in optocht naar het kerkplein gesleept en daar opgesteld ter ere van een lokale heilige. Het is een erezaak welk dorpje de grootste heeft – niets Freudiaans, volgens de pastoor. Ik zocht de aflevering voor hem op internet en bewaarde de link. Hij beloofde te zullen kijken.
We namen afscheid en reden de grens over, op weg naar de abdij van Postel, waar mijn vriendin ambachtelijke producten en kruidenelixers wilde kopen. De monniken kochten hun gebak zo te proeven gewoon bij de supermarkt in. We dwaalden er door de hortus, ontcijferden de bordjes - Atropa belladonna, Salvia pratensis. Op een bijenkast stond 'gezond gezoem'. Het busje was een kilo kaas zwaarder toen we verder reden.

(Wordt vervolgd)

1 opmerking:

jan kusters zei

Ha, echt zwerven, ik geniet van het logboek!