vrijdag 24 juli 2015

Schepen in de nacht

We ontmoetten elkaar in het Grand Café van het CS, drie oude schoolvrienden die sinds 1968 niet meer samen waren geweest. Roberts roman was verschenen en Peter en ik waren proeflezers geweest. Nu kregen we beiden een gebonden, genummerd en gesigneerd exemplaar mee naar huis. De reünie verliep soepel en plezierig, het driemanschap was wat ouder geworden maar de onderlinge chemie was er nog steeds. In de tram peinsde ik glimlachend na over de ontmoeting. Ik sloeg het boek open, niet van plan al serieus te gaan lezen, maar raakte geboeid en vergat bijna op tijd uit te stappen.

Schepen in de nacht bestaat uit zes, elkaar aanvullende novellen, de schrijver noemt ze ‘tijdslijnen’. Elk ervan portretteert de relatie van Karl Beckmann, een zoekende dertiger, met een uitverkoren medemens: drie vrouwen, drie mannen - drie liefdes, drie vriendschappen. Het boek begint met Dorine (‘Het onbereikbare meisje’) die Karl al vanaf zijn schooltijd kent, en eindigt met Dave (‘De geleerde jongen’), ook een jeugdvriend. Boris, Jabik, Gaia en Penny, de hoofdpersonen van de overige vier verhalen, zijn van later datum: Karl leert ze als volwassene kennen en na een heftige periode verdwijnen ze weer uit zijn leven, als schepen in de nacht.
In elk verhaal lezen we over de housewarming party waarvoor Karl alle personen die in zijn leven een rol hebben gespeeld heeft uitgenodigd. Die is het kruispunt van de tijdlijnen, een soort Centraal Station waarop al deze passages door de woelige wereld van de menselijke betrekkingen even samenkomen. Een knarsend scharnierpunt: want waar Karl maar niet in slaagt is precies dat, zijn huis warm te krijgen.

Zijn vriendschappen stranden uiteindelijk door vervreemding of verraad, zijn liefdes lijden schipbreuk door een onvermogen tot intimiteit. Karl probeert het met man en macht, een diepe betrekking met de dames aan te gaan, maar hij verwart binnen met buiten: hij kent ieder plekje van hun huid maar hun innerlijk blijft hem een raadsel. Dat komt deels doordat aan de vrouwen een steekje los lijkt, deels doordat Karl zelf een angstige afstand bewaart. Hij committeert zich nooit helemaal, lijkt uit zelfbescherming of onbewust egocentrisme de liefde vooral op het seksuele vlak te celebreren. Aandacht heeft hij wel degelijk, veel zelfs, maar die is bijna uitsluitend fysiek van aard. De vrouwen voelen zich daardoor eerst gevleid maar worden uiteindelijk op de vlucht gejaagd - omdat ze zich bij hem nooit helemaal op hun gemak voelen. Dat maakt Karl tragisch: het liefst van alles was hem juist een normaal huiselijk geluk, zichzelf kunnen zijn in de nabijheid van een ander. Niets bijzonders, zou je zeggen, maar uitgerekend dat lukt deze begaafde tobber niet. De relaties met Gaia en Penny zijn in al hun weifelmoedigheid oogverblindend als een geïllustreerde uitgave van de Kamasutra. Maar als Karl hen steeds maar in pikante poses wil fotograferen weet je als lezer: hij behoudt zijn distantie en verzamelt mooie herinneringen aan een moment dat niet ten volle beleefd wordt.

Met de vriendschappen gaat het al niet anders. Er is kameraadschap en intellectuele stimulans, er is een gedeelde tegendraadse levensbeschouwing, een gemeenschappelijke humor (kortom alles waar het bij de liefdes aan schort) maar het lijkt of Karl ook hier meer neemt dan geeft. Hij blijft een enthousiast toeschouwer in zijn eigen vriendschappen, de betrokken verteller van zijn eigen verhaal. Het verraad van Boris, zijn schaakmaatje van wie hij zeer veel houdt, verrast en vloert hem volledig. Omdat hij te weinig van zichzelf laat zien ontgaat hem ook het zicht op wat de ander ten diepste beweegt. Alles blijft aan de oppervlakte, er wordt een spel gespeeld waarvan Karl anders dan bij het schaken de regels niet goed weet te definiëren.
Het best lukt dat nog bij de merkwaardige, cynische indoloog Dave van Mÿdrecht. Voor hem voelt hij geen liefde en dat maakt hun verhouding een stuk eenvoudiger. Dave amuseert hem, fascineert hem. De ironie van hun omgang voorkomt kwetsbaarheid. Het einde van het boek toont Dave in een onverwachte apotheose als grote overwinnaar, hij slaagt glorieus in zijn leven. Het valt te lezen als een pleidooi voor cynisme. Maar de andere overwinnaar van de roman is de uiterst kwetsbare Penny, die compromisloos haar hart heeft gevolgd. Het is een van de twee, blijkbaar - in het rommelige slagveld ertussenin kan je niet anders dan verliezen, lijkt Schepen in de nacht ons te willen vertellen.

Robert Eksteen laat zich in zijn gedichten en blogs kennen als een taalpurist en een woordenalchimist. De stijl van het boek komt dan ook een beetje als een verrassing: die blijft dicht bij de spreektaal (een erudiete spreektaal, dat wel) en doet met zijn vele komma’s intuïtief aan. Meer Couperus dan Grunberg, zal ik maar zeggen. De lezer hoeft zelden pas op de plaats te maken om een hermetische oneliner te overpeinzen, de stroom van de woorden neemt hem mee en sleept hem door het verhaal. De taal is vooral op een speelse manier dienstbaar en de aandacht wordt volledig naar de vertelling getrokken. Hier en daar glinstert in de vloed een bijzondere woordformatie op als een schitterend koraalrif.
Pas in de slotvertelling over Dave wordt de stijl opvallend strakker, alsof Eksteen zich op het vertrouwde terrein van de kritische distantie ook stilistisch weer op terra firma weet. Het voelt als een thuiskomst. De meanderende koersen door de grillige levenszee komen samen in deze opvallende eindvertelling, waarin de hoofdpersoon vrijwel uit het zicht verdwijnt. Hij is volledig toeschouwer geworden en in die rol excelleert hij, tegen wil en dank.

Tot slot een waarschuwing voor de gevoelige lezer. Schepen in de nacht bevat zeer veel expliciete seks. Als er net na een vrijpartij opnieuw uit de kleren wordt gegaan om ‘in elkaar te happen’ moest ik het soms onder het slaken van een zucht - ‘Daar gaan ze weer…’ - even terzijde leggen. Maar de seks is functioneel, ze illustreert de fixatie van Karl Beckmann op de lichamelijke lust en daarmee op de egoïstische drijfveren van de menselijke interactie - elke lichamelijke vereniging benadrukt zijn wezenlijke eenzaamheid. En het pleit zonder meer voor de dwingende kracht van het boek dat ik het na een kleine adempauze toch al heel snel weer oppakte, steeds als ik het had weggelegd.

U moet me natuurlijk niet op mijn woord geloven, ik ben als vriend te zeer bevooroordeeld, maar ik vind Schepen in de nacht een onthutsend, meeslepend en belangrijk boek. Het tovert een spiegelpaleis voor van steeds andere gezichtspunten. Mensen zijn passanten, reisgenoten op z'n best, met sterk wisselende emoties, naar de oorsprong waarvan we maar moeten raden. Hun kern blijkt uiteindelijk onkenbaar, hun ziel onverenigbaar.

Schepen in de nacht is onder meer hier te bestellen.

Geen opmerkingen: