dinsdag 28 juli 2015

ONTMANTELING


We gingen naar Maastricht om te ontmantelen wat vier jaar lang een huis was geweest. De storm had ons in de stemming gebracht, overal lagen ruw afgebroken takken op straat. Geen boom, hoe diep geworteld ook, is veilig voor een noordwester van dit kaliber.
Toen we in Maastricht aankwamen begon het alweer zachtjes te regenen, eerst aarzelend nog, dan gestaag. Het is nog niet voorbij met alle onrust, leek de regen te willen zeggen, voorlopig is er niets stabiel.
Daar waren de rafelranden van Maastricht al, daar was het spoor, daar was de tegelbakkerij die in een voormalige loods op de binnenplaats een reeks studentenwoningen herbergt: gezellige grotten zonder ramen maar met een bovenlicht waarop de regen oorverdovend neer kan kletteren.
Mijn vriendin parkeerde het busje met zijn kont naar achteren en we begonnen in te laden. Een bonte verzameling objecten kwam uit het studentenhuisje tevoorschijn en werd zo economisch mogelijk in de VW Transporter gestapeld. Tafel en stoelen, de een wat minder gammel dan de andere, oosterse vloerkleden, schemerlampen, een heteluchtoven, een gitaar, een paspop en manshoge passpiegel, akelig levensechte handen van gips die deel van een installatie hadden uitgemaakt, schaalmodellen in kostuum die aan het begin van de zomer nog trots in het Theater aan het Vrijthof hadden geprijkt.
Toen de laadklep eindelijk na enig aandringen gesloten was kwam de huisbaas uit zijn werkplaats tevoorschijn. Hij is een compacte, stille man, trots of verlegen, daar ben ik na vier jaar nog steeds niet achter. Hij nam mijn hand in een bankschroefgreep en groette. Mijn dochter zou nog een keer terugrijden voor de schoonmaak en de laatste loodjes maar ons zou hij niet meer zien.
‘Wie weet in Amsterdam?’ zei mijn vriendin gul, maar hij keek bedenkelijk.
‘Je weet het maar nooit,’ overwoog hij ten slotte.
We reden terug naar de bewoonde wereld. De ruitenwissers schoven druk heen en weer. We parkeerden vlakbij de Stationsstraat om nog één keer te eten in de uitstekende Italiaan waar we vaak waren aangeschoven als we geen tijd of zin hadden om de Maas over te steken. Ook deze keer had mijn dochter haar studentenkaart niet bij zich, zodat de twintig procent studentenkorting ons voorbijging. Het was niet erg. Mijn vriendin kreeg ravioli in plaats van cannelloni en mijn dochter een andere pizza dan de bestelde primavera. Ook dat was niet erg. Het stormde in juli en alles was van slag. Ik keek naar de mensen die onder paraplus wachtten tot het voetgangerslicht op groen sprong. De regen liet flonkerende druppels op de ramen achter.
Ik dacht aan wat de huisbaas gezegd had toen hij mijn hand vermorzelde: ‘Als ik je niet meer zie… een goed troubadourschap en een prettig leven verder.’
Dat vond ik een mooie afscheidsgroet.


Geen opmerkingen: