dinsdag 3 juni 2014

EGELS

De twee vrouwen liepen doelbewust op me af. Ik schatte ze halverwege de zestig. Als ze geen tweelingen waren dan had een verregaande eensgezindheid hun trekken tot een bedrieglijke gelijkenis gesmeed. Stug bruin haar dat niet erg kort was en toch rechtop stond rondom dikke donkere brillen. Priemende oogjes die me indringend aankeken en niettemin iets wereldvreemds hadden. Ze kwamen tot mijn borst. Ze deden me denken aan egeltjes.
Ik was er nog niet helemaal bij en bevond me plotseling in gesprek.
‘Het had best wat gedurfder gemogen,’ zei het ene egeltje.
‘Wat uitdagender,’ preciseerde haar zuster.
Hun stelligheid dwong me tot antwoorden dus ik probeerde tijd te winnen. ‘U bedoelt…’ zei ik vragend.
‘U bent toch de componist?’ Het klonk bijna als een beschuldiging.
‘Ja,’ zei ik betrapt. Ik probeerde de trots die me na het verklinken van het slotakkoord had vervuld te hervinden en herhaalde iets luider: ‘Jazeker.’
‘Wij gaan eigenlijk alleen nog naar moderne muziek,’ legden de egeltjes uit. ‘Aanstaand weekend naar Laika. Heerlijk.’
Laika. De componist van die opera, Martijn Padding, was net zo oud als ik. En onder mijn zijden optreedblouse droeg ik een T-shirt met het ruimtehondje erop dat mijn vriendin voor me mee had genomen uit Sint Petersburg. Maar daar hielden de overeenkomsten ook op. Mijn muziek was inderdaad eerder behoudend dan iets anders.
‘Beethoven, Bach, we wéten het nou wel,’ zei egeltje één en nummer twee knikte beslist, waarbij de haardos zacht trillend bewoog.
‘Je kunt net zo goed een cd opzetten. Je weet precies wat er komt.’
Ik probeerde me te verdedigen. Mijn muziek, improviseerde ik, speelde juist met die verwachting. Het was een pastiche, en ik mengde de clichés van verschillende historische stijlen naar mijn gevoel soms op verrassende wijze door elkaar.
‘Ja, dat begrepen we wel,’ zei de eerste vrouw die – zo zag ik nu – iets kleiner was dan de andere: toch geen tweelingen.
‘Maar van ons,’ vulde de grotere aan, ‘van óns had het toch best wat gedurfder gemogen.’
‘Wat uitdagender.’ Een solidaire, kordate hoofdknik, het wuiven van de stekels.
Ze wilden zich al omdraaien, maar de kleinste bedacht zich en zei: ‘Weet u, er waren momenten dat het echt even heel spannend was...’
Haar zuster viel haar bij: ‘Dat we even opveerden.’
‘Die momenten hadden er best vaker mogen zijn.’
Na deze bevredigende slotsom groetten ze vriendelijk en liepen weg.
Ik bedacht geamuseerd dat die paar valse noten en foute inzetten toch nog ergens goed voor waren geweest.




Geen opmerkingen: