vrijdag 13 juni 2014

PUNT


Ik speelde toch gitaar? Dan kon ik mooi meedoen in het door de leraar georganiseerde bandje. Het was de muziek van zijn jeugd die ze speelden, maar moeilijk was die niet, ik zou het zo leren. De met een duivelse sik getooide leraar Nederlands, Saraber heette hij, sloeg me joviaal op de schouder. Ik kreeg de akkoordenschema’s en tuurde er bevreemd naar. Zulke symbolen had ik nooit gezien. F, dat kende ik. Mineur, majeur of septiem, geen probleem. Maar F13? Ik kende heel wat ingewikkelde muziek, van klassiek tot de progressieve rock van die dagen, maar jazz was voor mij nieuw. Het klonk zo simpel, deze oubollige swing, maar die grepen….
Op de repetitie worstelden we ons door de stukken heen. Thijs, een coole jongen met hel blauwe ogen en sluik blond haar, wist niet anders te doen dan de akkoorden braaf op de eerste tel van de maat te spelen. Zijn vader was componist, dus ook hij was om zijn culturele bagage gevraagd. Dat die niet de goede gereedschappen bevatte bleek al gauw. Saraber spoorde hem aan een swingende timing te vinden maar Thijs stond machteloos. Uiteindelijk verliet hij met tranen in zijn ogen het klaslokaal. Een leraar zou de pianopartij van hem overnemen.
Ik blufte me door de materie heen en viel nog niet door de mand. Tenminste dat dacht ik. Ik werd in elk geval niet weggestuurd. Maar de dag voor het optreden op het schoolfeest oefende ik de akkoorden tot mijn vingers vol blaren zaten. Vloeiend spelen lukte me niet, de wisselingen bleven houterig. En toen het al diep in de nacht was en ik besefte dat ik er toch niks meer aan kon verbeteren ging ik slapen in de beklemmende wetenschap dat ik de volgende morgen iets zou moeten doen dat ik eigenlijk niet kon.
Het werd ochtend en angstig ging ik naar school. Geen keus, ik had me dit zelf aangehaald. Ik liep door de gangen en met elke voetstap werd mijn gitaar zwaarder. Ik werd misselijk bij de gedachte dat ik hem straks uit zijn foedraal zou moeten halen.
Bij het lokaal gekomen hoorde ik tot mijn verrassing de band al spelen, met een swingende gitaarpartij. Ik opende de deur en zag Saraber zitten. Hij had een oude jazzgitaar op schoot en schudde de akkoorden die mij zoveel pijn kostten achteloos uit zijn mouw. Hij zag me nauwelijks binnenkomen en speelde enthousiast verder. Ik bleef staan luisteren. Pas toen het stuk uit was zei hij terloops tegen mij: ‘Ach, weet je, ik speel het zelf wel, dat gaat toch wat makkelijker.’
Ik was hem intens dankbaar.

Deze herinnering kwam bij me boven zodra ik me vanmorgen achter het toetsenbord zette en de ladenkastjes van mijn geest doorzocht. Ik had namelijk een droom gehad waarin ik precies datzelfde gevoel van machteloze anticipatie had gevoeld. In die droom moest ik een stukje schrijven, ik moest ervoor op pad met een fotograaf. Maar de avond verstreek, en de nacht, en ik wist nog steeds niet waarover het moest gaan. Spoedig zou de ochtend aanbreken en dan moest ik met mijn stukje op de proppen komen. Ik schonk nog een verboden glas in, keek naar de klok en dacht koortsachtig na. Voordat ik in slaap zou vallen werd ik wakker.
Het was de eerste keer dat ik een faalangstdroom had over bloggen, en ik schrok ervan. Is het schrijven van deze cursiefjes, ooit puur voor de lol begonnen, zo belangrijk voor me geworden dat ik er nare dromen over krijg? Dat lijkt me niet goed. Sterker nog, het is te gek voor woorden! Ik beschouw het als een vingerwijzing om er voor dit seizoen maar eens een punt achter te zetten.
Ik wens u een goede zomer!

(Illustratie: Edward Brantsen)

2 opmerkingen:

Hans Valk zei

Dat is nogal een resoluut besluit, Rookzanger: een punt erachter voor dit seizoen.
Die droom is inderdaad wel een vingerwijzing, lijkt me. Het schrijven doe je zo langzamerhand te plichtmatig, kennelijk.

In plaats van dan maar helemaal te stoppen, voorlopig, zou je ook een meer open oplossing kunnen kiezen: schrijven als je inspiratie hebt. En dan niet alleen maar als dat zich voordoet op dinsdag- of vrijdagochtend.
Misschien is dat dan weer in strijd met het mogelijke argument dat het schrijven structuur moet geven aan de dagen en de week, maar als je helemaal stopt, moet die structuur toch ook ergens anders vandaan komen. Geen argument, dus.
Je kunt ook schrijven en de tekst een tijdje laten rusten en rijpen en er later nog weer een beetje aan schaven. Misschien verschijnen er in tweede instantie betere ankerpunten waaraan het verhaal kan worden opgehangen.
Dan worden het ook àndere verhalen dan de stream-of-consciousness-achtige stukken die je nu vaak schrijft.

Maar misschien is dat véél te ver bezijden het doel dat je met je schrijven nastreeft. In dat geval kun je mijn wijsneuzerij gevoegelijk weer vergeten.

"Just my $ 0.02", zoals ze dat in de VS plegen uit te drukken..

Jan-Paul van Spaendonck zei

Dank voor je betrokkenheid, Hans. Maar een schrijvend mens mag toch wel een zomerstop inlassen? Ik houd de schoolvakantie maar zo ongeveer aan. En ja hoor, als ik zin heb zet ik er heus 'tussendoor' wel iets op; zo ver reikt mijn dwangmatige discipline nu ook weer niet, dat ik dat in mezelf zou onderdrukken. In het verleden heb ik me zomers wel eens aan poëzie bezondigd, bijvoorbeeld. Groet, Jan-Paul