vrijdag 19 juli 2013
STOKROZEN
Ik bezocht voor de tweede keer binnen een week het Rijksmuseum. Ik heb namelijk voor het eerst in mijn leven een museumkaart in mijn portemonnee, en de vrijheid om zomaar zo’n gebouw binnen te lopen maakte me duizelig. Ik wandelde er een tijdje rond en zat een poos in de tuin, waar twee Amerikaanse meisjes eigen liedjes vertolkten en stoere mannen poseerden in de fontein.
Ik miste mijn sparringpartner van het vorige bezoek en begon tegen mezelf te praten.
‘Wat een merkwaardige instelling is zo’n museum toch! Eigenlijk lijkt het nog het meest op een heel dure vlooienmarkt of een heel chique brocante. Als je een goed humeur hebt vind je er altijd wel wat van je gading. Maar als je moe bent is de veelheid van de dingen overrompelend lelijk. Laten we wel wezen: een bezoek aan de Albert Cuyp heeft meer nut, en de stokrozen voor mijn voordeur schenken me een vollediger schoonheidservaring dan al die oude meesters, zo zorgvuldig gecollectioneerd en bijeen gehangen in een tempel die gegrondvest is op de aanname dat kunst meer diepgang zou bezitten dat het gewone leven, en ‘heilig’ is.’
Ik overwoog deze woorden. Te algemeen, te iconoclastisch. Kon ik niet iets steekhoudenders bedenken, bijvoorbeeld over de ‘eregalerij’?
‘De gouden eeuw? Verplaats je eens in die tijd en bezie vanuit dat gezichtspunt de doeken: rijke kooplui, welgedane burgers, tronend in hun nieuwgebouwde steden, de metselspecie van hun grachtenpanden is nog maar net opgedroogd. Ze zijn gekleed naar de mode van de dag en door de artiest natuurgetrouw afgebeeld. Wat onthullen die schilderijen ons behalve de rijkdom van de opdrachtgevers? Stel je een update voor, visualiseer je een Vermeer bevolkt door hedendaagse mensen, in een hedendaags interieur, en vraag je af wat er van over blijft... In hoeverre hangt de bekoring van die doeken af van het historisch perspectief, van het romantiseren van een voorbije periode?’
‘Noem eens een voorbeeld?
‘Ik moest bij dat Delftse tuintafereel van Pieter de Hoogh steeds denken: hoe zou die voorstelling eruit zien als hij naar onze tijd verplaatst zou worden? Een nette doorzonwoning in Purmerend of Almere, met een aangeharkte tuin, plastic tuinmeubilair waaraan een man en een vrouw zich zomers zitten te vervelen en een beetje melig flirten met elkaar, flesje rosé van de super of blikje Heineken erbij. Later op de middag barbecue met de buren. Niets mystieks of allegorisch aan. Een heel dure foto van verf.’
Mijn innerlijke toehoorder bedacht dat hij wel degelijk van het museumbezoek had genoten en begon terug te praten.
‘Correctie: wel een práchtige foto, met een bijzondere invalshoek en een magisch, gefilterd licht! En sinds wanneer zou kunst mystiek of allegorisch moeten zijn, of iets moeten verbeelden? Is afbeelden niet genoeg? Nu praat je weer als een romanticus; dat was je toch niet meer? Dat zenboeddhisme van jou predikt toch juist de schoonheid en het betekenisvolle van de dingen, gewoon zoals ze zijn? Nou dan. Die 17e-eeuwse Hollanders waren daar meesters in, hun oog registreerde scherp en hun hand legde trefzeker vast. Ga nou niet zitten te zeiken dat dat niet genoeg is! Verlang niet dat iets is wat het niet pretendeert te zijn!’
Ik schrok van de felheid van mijn tegenstander en suste: ‘Ook weer waar. Volgende keer ga ik met heel andere verwachtingen kijken. Zonder verwachtingen, om precies te zijn.’
‘En nog een goede raad: ga niet meer alleen. Kunst is ook om een beetje over heen en weer te lullen. Dat doe je nu immers met mij, je alter ego! Iets zegt me dat je aan vakantie toe bent. Al die Socratische dialogen die je met jezelf voert… Het lijkt soms wel of je de dingen doet, alleen om er iets van te vinden. Ik wed dat je nu in je hoofd allerlei notities aan het maken bent. Dat je overweegt hoe je al die spitsvondigheden het best in een blogje kwijt kunt. Hé! Hallo! Stop eens met werken! Loslaten, weet je wel?!’
Ik besloot mijn innerlijke opponent ook hierin gelijk te geven. Ik wandelde naar huis en keek naar de zomerdag van emerald en azuur, probeerde aan niets te denken. Afgezien van die woorden ‘emerald en azuur’ lukte dat aardig, het weer zat erg mee.
Voor mijn deur bleef ik staan en keek genietend naar de bloeiende stokrozen. Roze, wit en bleek geel-groen. Met rond het hart als complementaire kleur een zweem van de tint van hun broertjes of zusjes. Kaasjeskruid, luidt de familienaam. Het heeft zich als een epidemie van wuivende bloemen over mijn stadsdeel verspreid.
Even lukte het me het tafereel woordloos in me op te nemen, toen dacht ik alweer:
‘Wat voor weer het ook is, zolang de stokrozen bloeien is het zomer.’
En daarmee zet ik er voor dit seizoen een punt achter.
(Rookzanger probeert zijn handen van het toetsenbord af te houden tot 20 augustus, en wenst u allen een goede vakantie toe!)
Labels:
Amsterdam,
beeldende kunst,
mindfulness,
religie,
schrijven
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
2 opmerkingen:
Ik heb óók een Museumjaarkaart. Aanvankelijk aangeschaft op aandringen van mijn vriendin, maar inmiddels beschouw ik het ding als een rijk bezit.
Het is inderdaad een luxe om zomaar, ook al is het maar voor een uurtje, een museum binnen te kunnen lopen. Zoiets als het Rijksmuseum (waar ik overigens sinds de heropening nog steeds niet geweest ben) kun je dan goed gedoseerd tot je nemen.
Wat betreft de vraag hoe interessant heden ten dage een schilderij van een gemiddels Nederlands huishouden in hun interieur zou zijn; onwillekeurig schoot mij het werk van Rieneke Dijkstra te binnen, die het portretteren van op het eerste gezicht weinig interessante mensen tot haar kunst heeft gemaakt. Ze doet dat op dezelfde vormelijke manier als de schilders uit de Gouden Eeuw.
Toch is er een verschil: lichtval of sfeer spelen geen enkele rol. Kennelijk is het de bedoeling dat alle emotie van het zo plat mogelijk afbeelden van de geportretteerden komt en daarmee van wat zij zelf uitstralen. Dat is vaak vooral veel leegte. Gelachen wordt er nooit, de geportretteerden staren meestal nogal blanco in de camera. Het is mij nooit helemaal duidelijk geworden wat Dijkstra hiermee beoogt. Die foto's vertellen maar heel weinig over de afgebeelde mensen, vind ik zelf. Elke spontaniteit is er doelbewust uitgehaald. Je kunt er best prachtige verhalen aan hangen, maar zelf vind ik het een conceptueel handigheidje, dat vervolgens tot in het oneindige wordt uigemolken.
Toch vinden velen dit kunst.
Zo'n 17e eeuws portret van een Amsterdamse koopman zou dan in contrast daarmee een soort edelkitsch worden, juist omdat de schilder wèl met licht en sfeer werkt.
Moeilijk hoor, kunst..
Goeie vakantie, Rookzanger!
Wederom geleerd en gelachen. Die innerlijke, kritische doch komische discussies die je in je schrijven met jezelf hebt, daar geniet ik enorm van.
Fijne vakantie, Rookzanger(s). :)
Een reactie posten