vrijdag 29 juli 2011
FOR SOPHIE'S MUM
Het is een vreemde tijd. De maand juli heeft volgens de normen die de KNMI daarvoor heeft opgesteld niet één zomerse dag opgeleverd, maar toch is het zomervakantie. Vacare betekent ‘leeg zijn’, en ja, ik voel me deze dagen alsof ik in een ontruimd gebouw rondloop, in een geëvacueerde stad. De omgeving heeft haar betekenis verloren en ligt erbij als een decor... voor wat? Er speelt zich niets meer af, de regisseur is op reis, de toneelmeester absent, de acteurs zijn op tournee naar andere continenten. Alleen de toneelknechten en de technici zijn er nog. De winkels zijn open en in Wildschut kan ik nog gewoon een kop koffie krijgen.
In deze leegte kunnen ongewone associaties, verlokkende maar gevaarlijke gedachtesporen en onwelkome herinneringen vrij hun gang gaan, bij gebrek aan toezicht. Gisteren moest ik opeens denken aan de moeder van Sophie. Sophie was een Schotse vriendin van ons, een expat. Onze kinderen zaten samen op school. Toen haar man zijn specialisatie als kinderarts in Amsterdam had afgerond gingen ze terug naar Malawi, waar Eric geboren was, en waar hij werkte in een ziekenhuis. Maar de zomers brachten ze door in hun tweede huis in Schotland. Daar zochten wij ze in 1995 op. De glen waarin hun huis Braeantra lag was naar Nederlandse norm totaal verlaten, maar vergeleken bij de omliggende woestenij van het hoge Noorden een oase van bedrijvigheid. Je kon daar in the highlands tientallen mijlen rijden door bergen en bossen zonder meer tegen te komen dan een half vergaan schapenkarkas langs de weg.
Op een warme middag lunchten we bij onze vrienden in de tuin. Het gesprek kwam op muziek. Sophies oude moeder was een cultureel dametje, haar broer was een beroemde koordirigent. Ze vroeg me of ik niet iets wilde zingen, er werd alvast een gitaar uit het huis gehaald. Ik weigerde, eerst glimlachend, maar, toen ze bleven aandringen, met een ongemakkelijke koppigheid. Ik stond in die tijd op het standpunt dat je in de vakantie los moest komen van je werk. De oude dame was te beleefd om er een punt van te maken, maar ik zag dat ze teleurgesteld was. Zit je in de rimboe, snakkend naar enige afleiding, heb je een zanger als gast, en wil die niks zingen!
Het voorval heeft me altijd dwars gezeten. Ik kan niet meer begrijpen waaruit die principiële weigering voortkwam. Muziek is er toch om mensen een plezier te doen? Nu zou ik maar al te graag op verzoek een lied zingen, maar wie wil er een lied van een oude Rookzanger horen? Ja, misschien mijn vriendin, uit medelijden. Ik denk dat ik werk en plezier toen niet kon verenigen, en daardoor strikt gescheiden moest houden. Blijkbaar was ik onzeker over de betekenis van mijn werk en telde het alleen, als ik er ook vakantie van kon hebben. Je vraagt een boekhouder toch ook niet in zijn vakantie om even je boekhouding voor je na te zien? Zo verdedigde ik me die middag tegen mijn Schotse vrienden. Als ik mijn dagboek van die tijd erbij haal, en zie hoeveel optredens ik had, wat ik allemaal niet deed, begrijp ik absoluut niet waaruit die onzekerheid voortkwam. Ik moet de lat onnatuurlijk hoog hebben gelegd en ziekelijk gefixeerd zijn geweest op carrière maken. Ik realiseerde me toen niet dat carrière gewoon Frans is voor levensloop.
‘Het is mooi als je van je hobby je werk kunt maken’, heb ik vaak gehoord. Ik vond dat altijd een onzinnige opmerking. Die mensen hadden geen idee van de strijd en de pijn die het kostte om iets te betekenen in de muziek. Nu, zo’n vijftien jaar na die middag in Braeantra, ben ik het volkomen met ze eens. De moeder van Sophie is waarschijnlijk allang dood, maar ik zou er heel wat voor geven om alsnog voor haar te kunnen zingen. Ik zou het niet bij één liedje laten, maar naar hartelust galmen, tot ze me verzadigd de mond zou snoeren. En dat ik de teksten niet helemaal precies wist en wel eens een verkeerd akkoord aansloeg op die afgeragde gitaar, zou me niks kunnen schelen.
This one is for you, mrs Barrowcliffe! Schubert? Fauré, Caccini? Of toch liever iets Napolitaans? U zegt het maar.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
2 opmerkingen:
Mooi stukje. Ook voor mij tot op zekere hoogte herkenbaar.
Twee weken geleden was ik op soort van landgoed in Frankrijk, waar mijn vriendin deelnam aan een gitaarweek. Ik was daar slechts als 'aanhang', overigens. Ze speelt vooral klassiek gitaar. Villa Lobos en dat soort dingen.
De docenten daar ter plekke waren grotendeels mensen met een conservatorium opleiding.
Tijdens de maaltijd s' avonds en tijdens het natafelen (waarbij de wijn rijkelijk vloeide, overigens) kwam dit onderwerp indirect ook ter sprake: de instelling die je vanaf het conservatorium (òf van sommige conservatoria of docenten) meekrijgt ten aanzien van musiceren en je vak serieus nemen.
Een aantal mensen gaf aan daar nog steeds last van te hebben en moeite te hebben met spontaan muziek maken. Gewoon, omdat er plotseling naar gevraagd wordt. Of omdat je er zelf ineens, in een gezelschap, zin in hebt. Of in een wisselwerking die spontaan ontstaat met andere muzikanten (of musici, zo je wilt).
Daarnaast bleek ook dat een aantal zich inmiddels aan die instelling ontworsteld had. Eén van de mensen met wie mijn vriendin in een kwartetje zit, heeft zich een spelplezier eigengemaakt dat anderen, 25 jaar na hun opleiding, kennelijk nog steeds niet hebben. Ook hij meldde overigens ooit last te hebben gehad van die over-serieuze beroepsopvatting, die eigenlijk vooral een remming was. Een andere docent was na het conservatorium in de popmuziek terecht gekomen en was er zo te zien ook aardig vrij van geraakt.
Het gekke is, dat mijn vriendin, die geen conservatorium heeft genoten (wel de theorie van de Schumann-academie, een soort tweede kans conservatorium in deeltijd, geloof ik) er ook beetje mee behept is, naar eigen zeggen door toedoen van haar eerste gitaarlerares, die, je raadt het al, wel conservatorium had gehad.
Hoe dan ook: jij hebt het achter je gelaten, hoewel ik je spijt over gedane zaken die geen keer nemen goed begrijp. Voorbij.., voor altijd voorbij..
Het zij zo. Het gegeven dat inzichten toch kunnen veranderen, al is het na verloop van jaren, vind ik altijd hoopgevend. Je bent nog in staat tot bijstellingen.
De zaak zit nog niet volledig vastgeroest.
Inderdaad, het (klassieke) conservatorium is voor een groot deel debet aan deze geremdheid. Muziek wordt onder de loep gelegd en je uitvoering op de pijnbank uiteengenomen, en het is niet gauw goed genoeg. Ik weet nog dat ik met twee andere studenten op de afscheidsreceptie van mijn zangleraar, na het officiele gedeelte, bij de borrel dus, spontaan uit een op de vleugel gevonden boek met Cole Porter-songs begon te zingen. We jamden er lekker doorheen, mijn leraar zat er grijnzend bij. Leuk toch? Toch had ik de volgende dag een soort wroeging: had mijn stem wel goed genoeg geklonken, was het niet te lollig? Pas mijn werk met La Passione heeft me een andere kijk op muziek teruggegeven: in het Napolitaanse repertoire gaat het eerst en vooral om de bezieling en het, al dan niet smeulende, vuur. Is de vonk er, dan mogen er best wat risico's genomen worden, en een foutje hier of daar dondert niet. Ik pleit voor een nieuw vak op het 'cons': muziek maken op feestjes en verjaardagen.
Een reactie posten