zaterdag 16 juli 2011

SCHOOLREISJE


Soms valt het mee. Ik had een opname gekregen van het concert, die ik meteen in mijn binnenzak wegborg, om veel later misschien eens af te spelen. Maar in de auto onderweg naar Limburg spraken we uitvoerig na over het optreden en ik kon mijn nieuwsgierigheid toch niet bedwingen. En wat bleek? De microfoon had de avond heel anders onthouden dan ik. Een volle, zekere bariton klonk vanuit de speakers. Mijn humeur steeg met sprongen en dit schoolreisje kon niet meer stuk.
Waarom we daar waren, in Limburg, en wat we daar deden eist een langer verhaal dan hier op zijn plaats is, dus ik zal me beperken tot een paar observaties die u misschien interesseren.
In Epen maakten we een lange wandeling door het Geuldal. De regen hield zich koest, de hekjes die de wandelpaden ontsloten knarsten lekker. Op een groene heuveltop in de verte ontdekte ik met een soort warme herkenning het glanzend witte gebouw waar ik de vorige herfst had doorgebracht. Nu liep ik hier rond als vrij man, iets wat ik me tijdens die maanden in de kliniek moeilijk had kunnen voorstellen.
Na allerlei omzwervingen bereikten we Maastricht, waar we zaken te doen hadden. Hoe is het om als niet meer drinkende alcoholist op te trekken met een drinkende reisgenoot? Ik zal u iets vertellen over Luis. Hij is een telg uit een nobele Madrileense familie, en doet sinds zijn vijfenveertigste in het geheel niets meer. Hij moet ooit een verantwoordelijke baan bij de E.U. in Brussel en Luxemburg hebben gehad, maar sinds de vroegtijdige beëindiging daarvan verdiept hij zich vooral in het verleden en in zijn eigen gedachten. Hij breviert eindeloos in dezelfde geschiedenisboeken en loopt in een kalm tempo rond over de wereld, bekijkt haar met milde verbazing. Het plezier dat hij daaraan ontleent is lauw, een mengsel van vage geamuseerdheid en bespiegelende weemoed.
Als we ’s avonds in een restaurant zitten, beginnen zijn flegmatieke grijze ogen iets op te lichten. Na het derde glas Argentijnse chardonnay keert zijn innerlijke monoloog zich naar buiten, en zijn losse opmerkingen rijgen zich aaneen tot een lezing, waarin talrijke Spaanse veldheren en Bourgondische dan wel Habsburgse vorsten figureren. Hij zit naast me, en uit mijn ooghoek zie ik hem opeens, in één vloeiende beweging, een halve liter whisky uit zijn handtas pakken, om er zijn lege waterglas mee te vullen. Niemand heeft het gezien. Maar mijn blik is overgevoelig voor zulke dingen. Ik ben geschokt, en tegelijk geamuseerd over mijn schrik, die me als hypocriet voorkomt. Was ik niet ook zo? Heel wat zakflaconnen hebben me geholpen stand te houden temidden van in trager tempo drinkende disgenoten. Even een slokje om me op te peppen. Ook Luis sprankelt na deze brandstofinname weer even. Zijn vrouw bedot hij evenmin als mij: ze verdiept zich in een toeristengids. Op de hotelkamer zal wel het een en ander worden uitgesproken.
De volgende dag vliegen onze vrienden terug naar Spanje. Wij verlaten de snelweg om een bezoek aan mijn vader te brengen. De zon is terug. We zitten in de tuin en mijn vader, inmiddels vijfentachtig jaar oud, bekent dat hij de laatste tijd bij uitzondering wel eens iets meer drinkt dan zijn dagelijkse twee glazen wijn. ‘Soms een derde, en ja, ook wel eens een vierde! Het blijft uitkijken met die drank. Gevaarlijk spul. Je kunt er maar beter helemaal niet meer aan beginnen.’ Bij het afscheid halen we herinneringen op aan drankgelagen van vroeger. ‘Zo leuk was dat allemaal niet,’ besluit ik halfhartig.
In de auto, rijdend door de gouden landschappen van de zomeravond, voel ik even het verlangen om de cd van het optreden nog eens te beluisteren. Die had de heenreis zo opgevrolijkt! Maar het is met dit soort zelftoegeeflijkheid net als met die andere zelfverwennerij: je moet ermee uitkijken, het blijft gevaarlijk. Dus zingt Van Morrison terwijl we Amsterdam binnenrijden.

Geen opmerkingen: