Als u niet zoals ik geïnteresseerd bent in de wondere wereld van de taal kunt u dit stukje het best ongelezen laten.
Ik wilde eigenlijk iets schrijven over oude tabaksreclames. Uit balorigheid, nostalgie en verbazing over de mentaliteitsverandering die de wereld heeft ondergaan in een halve eeuw. Aan de hand van een YouTube-favoriet: we volgen, in zwart-wit, een huisarts, hoed op, dokterstas in de hand, die in zijn old timer stapt voor een drukke werkdag. En wat doet zo’n dokter in de weinige minuten die hem ter ontspanning overblijven? Hij leunt terug in zijn bureaustoel, jawel, in zijn spreekkamer zelf - zijn assistente loopt in en uit in haar witte verpleegstersuniform -, en steekt gulzig een sigaret op.
De slogan van die sigarettencommercial stelde me voor een taalkundig probleem.
‘More doctors smoke Camels than any other cigarette’.
Een pakkende kreet, en je snapt meteen wat de bedoeling is. Maar dan lees je het een paar keer over, en gaat twijfelen. Want wat staat er nu eigenlijk?
We hebben hier te maken met een vergelijking waarbij een ongelijkheid wordt vastgesteld. Zoals dat gebeurt, met gebruikmaking van een vergrotende trap, in zinnen als: ‘Jan is groter dan Piet’. ‘Hij heeft meer geld dan ik (heb)’.
Er zijn in dit type zin, zo’n vergelijking tussen twee grootheden, twee onderwerpen, A en B. In de genoemde voorbeelden: Jan en Piet, en hij en ik.
Hoe zit het nu met die slogan?
‘More doctors smoke Camels than dentists’, zou een grammaticaal twijfelachtige, maar niet onlogische constructie zijn, immers: deze ingedikte formule staat voor: ‘there are more doctors who smoke Camels than dentists’; met elkaar vergeleken grootheden: doctors en dentists, beiden onderwerp.
Zo redenerend staat er dus in onze reclamekreet: onderwerp A (doctors) rookt meer Camels dan onderwerp B (any other cigarette). Met andere woorden, willekeurige sigaretten zijn geen grote Camel-rokers, dokters daarentegen...
Toch kan deze bizarre stelling nooit de bedoeling zijn geweest van de jongens van het reclamebureau.
Wat die bedoelen te zeggen is duidelijk: dat de meeste dokters de voorkeur geven aan het merk Camel boven om het even welke sigaret.
Waarom begrijpen we de slogan ondanks de kromme grammatica? Omdat hier sprake is van een geaccepteerd (spreek)taalfiguur, de ‘ellips’. Je laat het een en ander weg uit een zin, dat de lezer of toehoorder vervolgens zelf op de automatische piloot aanvult. Je anticipeert op een verbaal verwachtingspatroon, verspilt geen onnodige woorden.
In dit speciale geval wordt er echter wel héél veel weggelaten. De zin zou, grammaticaal opgesteld door Pietje Precies, moeten luiden: ‘There are more doctors who smoke Camels than (there are) doctors who smoke any other cigarette’. Weggelaten: 8 woorden. Overgebleven: 8 woorden. Dat is nog eens economisch taalgebruik!
Overigens, bekijk vooral het filmpje. Op YouTube intikken: ‘doctors Camels’, of wat dan ook, makkelijk te vinden. Kostelijk. Je krijgt meteen een aantal andere commercials aangeboden uit die onschuldige jaren ’50 en ‘60, waarvan de meest krankzinnige die is, waarin een kind pijnlijk moet hoesten van een (willekeurige) sigaret (dat zet ons op het verkeerde been: het beeld lijkt een waarschuwing in te houden), maar aan het eind van de beelden vergenoegd trekt aan een Chesterfield.
Ook de reclame voor het merk Salem mag er zijn: natuurbeelden, aanzwellende violen, zoetgevooisde koorzang, een mooie, frisse vrouw op een schommel; en dan zijn er nog The Beatles en The Flintstones die sigaretten aanprijzen (respectievelijk Marlborough en Winston). ‘Smoking is good for you’, het wordt letterlijk zo gezegd.
Het filmpje over de nijvere huisarts besluit met een blonde vamp die orgastisch lacht na haar eerste trekjes, ongeveer zoals sterretjes uit pornofilms doen, als ze net een monsterlijk groot mannelijk deel in de mond hebben genomen. Je zou er van gaan roken, echt waar.
2 opmerkingen:
Nee, rookzanger, niet ongelezen laten. Over kamelen gesproken; wat te denken van het volgende rijmpje dat ik, eveneens in de jaren vijftig of zestig van de vorige eeuw, op schoot bij mijn vader uit een prentenboek las:
Mijnheer Kameel,
Dit is te veel
Die nare rook
Prikt in mijn keel.
Mevrouw bedaar
’t is vreselijk naar
Maar het is zo’n
Heerlijke sigaar
(dialoog in een rijtuig van de tram waarin, zoals dat gaat in kinderboekjes, in plaats van mensen, dieren zitten)
Kostelijk! Ik geniet ook altijd van die Gouden Boekjes, op de omslag waarvan een hond met hooivork, strohoed en walmend maispijpje staat afgebeeld. Zag er gisteren nog 1 bij Boekhandel Premsela: ze blijven in herdruk verschijnen, en, wat wel in de krant mag, ongecensureerd!
Een reactie posten