donderdag 19 augustus 2010

WATERMELOEN

Een van de weinige mooie dingen van de ouderdom is dat je ongemanierd kunt zijn zonder dat iemand zich eraan stoort. Dat hebben heel oude mensen gemeen met kinderen: ze kunnen alle sociale conventies aan hun laars lappen, grof zijn, ondankbaar en humeurig, en toch blijven rekenen op de zorg en zelfs de liefde van hun dierbaren. In het geheim zullen die hen wel eens dood wensen, maar dat zullen ze nooit hardop zeggen.

Camillo is wat bij mijn vader in zijn geboortedorp heette 'een beetje dutselig'. Hij leeft niet meer helemaal in deze wereld. Meestentijds zit hij op een stoel in de schaduw en staart wat glazig voor zich uit, of scharrelt hij op zijn twee stokken door de tuin. Soms gaat hij zitten onder een boom en eet een tomaat of een trosje druiven. Met veel moeite komt hij weer overeind om zijn onduidelijke ronde af te maken. Net als kleine kinderen poept en piest hij wanneer en waar het hem uitkomt: mijn vriendin was in de moestuin bezig de auberginebedden onkruidvrij te maken, toen ze iets ronds en wits zag glimmen tussen de olijfbomen: Camillo, broek op de enkels.
Helemaal afwezig is hij nog niet. Soms geeft hij ons een hand, kijkt ons recht in de ogen, maakt een wegwuivend gebaar en zegt: 'You young, you go dancing!' Want blijkbaar heeft hij een emigrantenverleden: het heeft geen zin Italiaans tegen hem te praten, hij antwoordt in een rudimentair soort Amerikaans, dat de kaalslag in zijn geheugen wél heeft overleefd, anders dan de namen van zijn familieleden.

De familie vertrekt tussen de middag meestal naar hun huis in het dorp voor het pranzo. Camillo gaat niet altijd mee. Soms horen we in de zinderende middagstilte het kralengordijn dat de boerenkeuken onder ons afsluit ritselen, en verschijnt Camillo met een stuk tuingereedschap in zijn hand, gaat voetje voor voetje op weg naar een plek waar hij denkt iets nuttigs te kunnen doen. Flarden herinneringen aan het harde dagelijkse werk dat hij zijn leven lang gedaan heeft maken hem blijkbaar onrustig en jagen hem naar buiten, de middaghitte in, naar een notenboom of een baslicumperkje, waar hij naar de grond staart en wat met zijn schep over de aarde aait.

Ook zondagmiddag is Camillo niet mee naar het dorp gegaan. Het is nog heter dan anders, en bladstil. Van de bergen komt geen gerucht, van de zee geen zuchtje wind. De kronkelwegen zijn verlaten. Zelfs de cicaden zwijgen. De oude man zit op zijn stoel en lijkt te wachten. Maar de middag verstrijkt en er komt niemand. Toch: de buurvrouw, van het huis honderd meter verderop. Ze duwt het hek open, loopt snel door de boomgaard en roept tegen ons: 'Camilla c'è?' Nee, Camilla is er niet. Ze fronst haar wenkbrauwen, toetst een nummer in op haar cellulare, luistert, en verdwijnt weer even snel als ze gekomen is. Camillo blijft onbeweeglijk in zijn stoel, de komst van de buurvrouw is langs hem heengegaan.
Mijn vriendin maakt zich zorgen. Ze heeft zelf haar vader verloren nog voor die gestorven was, en herkent veel van hem in Camillo's gedrag. Moeten we niet iemand waarschuwen? Zou er iets gebeurd zijn? Het is toch niet normaal dat ze die arme oude man daar zo laten zitten de hele dag, zonder eten en drinken? Ik probeer haar gerust te stellen: wat weten wij nu helemaal van het doen en laten van die mensen, wij zien alleen de buitenkant, wat er zich werkelijk afspeelt blijft voor ons verborgen. Wij leven, wij denken anders. Laat nou maar.
Maar Paulien laat het niet. Het minste wat ze kan doen is Camillo wat te eten en te drinken brengen.
Met een glas koude Ferrerelle en een bord met meloenpartjes gaat ze de trap af. Camillo kijkt op, gewekt uit diep en leeg gepeins.
'You like to eat and drink something?'
Camillo laat zijn stokken vallen en pakt moeizaam glas en bord aan. Even kijkt hij aarzelend naar zijn linker- en rechterhand, dan kiest hij voor het glas water en ledigt het in één dorstige teug. Hij geeft het terug. Hij tuurt naar het bord.
'Is this watermelon?'
Nee, zegt Paulien, maar het is erg goede, rijpe meloen.
'I only eat watermelon. I don't like this.'
Zonder excuus, zonder verwijt, maar volkomen neutraal geeft hij het bord met de meloenpartjes terug aan Paulien. Hij bukt moeilijk, raapt zijn stokken weer op en hervat zijn meditatie.

Een half uur later horen we een auto op de onverharde weg. Paulien haalt opgelucht adem.

Geen opmerkingen: