vrijdag 12 september 2025

Herfst, Hesse, Mann & kastanjes


Ik ben zover nog niet maar mijn dochter besluit voor mij. 
Ze heeft de was opgehangen en trekt als ze terugkomt de balkondeuren achter zich dicht. 
'Er stroomt koude lucht naar binnen,' verklaart ze als ze mijn opgetrokken wenkbrauwen ziet.
Achter de glas-in-loodraampjes is weerlicht te zien. Even later knalt de donder.
'Dichtbij,' zegt mijn dochter. We knippen schemerlampen aan, ik doe de gordijnen dicht.
De regen, de hele dag al dreigend, barst los en ruist hevig op de grote esdoorn.
Ik voel de aanvechting om te gaan kijken maar blijf berustend in mijn stoel zitten.
Vanaf nu is er weer binnen en buiten.

                                                                        •

Ik zit al maandenlang vast in het centrale deel van Doctor Faustus. Hoofdstuk XXV. Een tientallen dichtbedrukte bladzijden lang traktaat over het demonische in de muziek, in de vorm van een dialoog met de Duivel. Ik worstel een paar bladzijden verder, uit plichtsbesef, en leg het dan weer weg om iets luchtigers te lezen.
De lezing nadert nu haar einde. Daarna verwacht ik weer door het vuistdikke boek heen te schieten zoals in het begin, dat wil zeggen: traag maar gestadig. Waarderend, genietend - om het dan plots geërgerd weg te leggen: kan je niet eens gewóón schrijven, jij zelfingenomen überintellectueel, moet elke zin per se een halve bladzijde lang zijn en zoveel neologismen en leenwoorden uit Latijn, Grieks en Oud-Duits bevatten?
Ik ben als musicus bovengemiddeld ingevoerd in de materie waarover het hier gaat, en ben ook wel het een en ander gewend op stuk van 'moeilijke' boeken. Maar van de essayistische overwegingen waar Thomas Mann ons hier op trakteert snap ik nog niet de helft. Het is dermate abstract, denkerisch filosofisch, subtiel en idiosyncratisch en daarbij verbaal zo complex, breedvoerig en ondoorgrondelijk, dat alleen de bedwelmende taal en de fascinerende sfeer de lezer erdoorheen trekken. Vergeleken bij deze polemische dialoog met het diabolische in onszelf is Goethes Faust een boertige huifkarrenklucht op een Beierse jaarmarkt. Mijn voorhoofd is er waarschijnlijk niet gewelfd genoeg voor.


Mijn vriendin stuurde me een foto van de oogst. Een mand vol donkere noten. Ik dacht aan de gepofte kastanjes die ik in Keulen had gegeten op het plein, uit een gloeiende papieren puntzak, ik dacht aan de openingszin van Narziss und Goldmund. Hermann Hesse had Mann nog asiel verleend in zijn huis in Ticino toen der Zauberer in Duitsland niet langer welkom was. Twee heren met een Nobelprijs, die van Mann zat sinds 1929 in zijn zak, die van Hesse moest nog komen in 1946, dat schept een band.
In mijn herinnering schreef Hesse veel simpeler dan Mann. Maar deze opening van de populaire roman uit 1930 was toch bijna een bladzij lang, al waren de zinnen eerder nevenschikkend dan onderschikkend. Ik vertaal letterlijk om mijn punt te maken. Een goede vertaling zou vrijer moeten zijn, want het Nederlands is niet zo stram en gebeeldhouwd als het Duits, ook niet in de jaren dat deze roman verscheen.

Voor de door dubbele zuiltjes ondersteunde boog bij de ingang van het klooster in Mariabronn, vlak langs de weg, stond een kastanjeboom, een vereenzaamde zoon van het Zuiden, lang geleden door een pelgrim uit Rome meegebracht, een tamme kastanje met een sterke stam; zijn ronde kroon hing teder over het pad, ademde met ruime borst in de wind, en in het voorjaar, als alles om ons heen al groen was en zelfs de notenbomen van het klooster hun rossige jonge loof al droegen, liet hij ons lang op zijn blaadjes wachten, dan duwde hij rond de tijd van de kortste nachten uit zijn bladertrosjes de matte, witgroene stralen van zijn vreemdsoortige bloesems omhoog, die zo vermanend en beklemmend kruidig roken, en liet in oktober, als fruit en wijn al waren geoogst, uit zijn vergelende kroon in de herfstwind de stekelige vruchten vallen, die niet elk jaar rijp werden, waar de kloosterjongens om vochten en die de onderprior, die uit het Zuiden kwam, in de open haard van zijn woonkamer roosterde.

In het park lagen er tussen de eikels ook platgetreden kastanjes op het pad - wilde, paardenkastanjes. Ik schopte er tegenaan. Pas toen ik bijna thuis was besefte ik dat mijn vriendin helemaal geen kastanjes maar walnoten had geoogst. Maar toen was het te laat om de opbouw van dit stukje nog te veranderen.


zaterdag 6 september 2025

FRIARIELLI


Hij kende het repertoire van Boudewijn niet, de geluidsman van de Zaandamse Bullekerk, maar het deed hem denken aan Fabrizio De André. Dat verbaasde me. Vroege Boudewijn en vroege De André (1940-1999) hebben veel gemeen, beiden hebben goed geluisterd naar Georges Brassens en andere helden van het Franse chanson. Maar in Nederland kent niemand de Genuese troubadour. Vooralsnog sloeg ik de opmerking tot nader referentie op en ging verder met de soundcheck. Hij had een accent dat soms moeilijk te verstaan was maar ik was te veel met Boudewijn en Lennaert bezig om de optelsom te maken. Om halfzeven werd er een bord eten voor ons gebracht. Ook de technicus at mee. Ik wilde het wel vragen maar deinsde ervoor terug. Mijn zoon had minder scrupules: 'Waar kom jij vandaan?'
'Italië.'
Ach, natuurlijk. Een stroef maar door de adrenaline geolied schakelaartje ging om. 'Da dove?' vroeg ik meteen, 'wáár in Italië?'
'Napoli.'
Ik schoof wat dichter naar hem toe en at gedachteloos. We praatten een tijdje over de stad en omgeving. Ik vertelde over mijn Napolitaanse avonturen met La Passione. Gooide er af en toe een mondje Napolitaans doorheen. Dat ik over friarielli begon verbaasde hem net zo als zijn opmerking over De André mij had verbaasd.
Mijn schoondochter keek me verrast aan. 'Ik wist helemaal niet dat jij Italiaans sprak.'

Ik zweefde ouderwets door het optreden heen. Waar waren de zenuwen van die morgen, de twijfels, de sombere tegenzin? Misschien doordat de zomervakantie nog maar net afgelopen was voelde ik me minder gespannen dan in tijden. Mijn stem deed precies wat ik wilde en ook mijn gitaar voegde zich braaf naar mijn wensen, een enkel rebellerend akkoordje daargelaten. Binnenstebuiten gekeerd, ijl en zorgeloos, liep ik na afloop zonder er een seconde over na te denken naar het podium waar de technicus aan het afbouwen was. Ik pakte mijn gitaar en zong een coupletje 'Na sera 'e Maggio.
'Ik ken het repertoire niet zo goed,' zei mijn Napolitaanse vriend met een verlegen glimlachje. Ze luisterden thuis naar Pino Daniele, vertelde hij, de halfgod die Napels als rockstad op de kaart zette. Roberto Murolo, ja, die kende hij natuurlijk van naam. Maar verder moest hij zich verontschuldigen. Hijzelf was bezig met elektronische tarantella's.
Ik gaf hem een hand. 'Alla prossima.'
'Speriamo.' 

De volgende dag schaamde ik me een klein beetje. Vroeger was deze directe openheid zo geen dagelijkse, dan toch wekelijkse kost. Tegenwoordig overkomt me die vloeibare, lichtvoetige staat van bewustzijn alleen nog als ik met de knoet en karwats van een contractueel vastgelegd en dus niet te vermijden optreden uit mijn veilige hol ben gejaagd. 


Morgenmiddag rond 15.00 uur spelen we een keuze uit het repertoire van Boudewijn de Groot en Lennaert Nijgh tijdens het Rembrandtpark Festival. 

vrijdag 29 augustus 2025

SCENARIO



'Wat een grote moedervlek heb je daar,' zei mijn oudste dochter. 'En hij is helemaal korstig. Zou je daar niet eens naar laten kijken?' Ik trok een fleurige blouse aan, mompelde een bevestiging en zette het weer uit mijn hoofd. Die moedervlek zou het restje vakantie niet bederven.

Eenmaal thuis moest ik de verontrustende gedachte wel toelaten. Mijn vriendin had het ook al gezegd. Bij een vorig doktersbezoek was ik het zogenaamd vergeten. Ik vond die verhoogde PSA al genoeg. Mijn kop ging weer even in het zand.
Op de laatste zomerse uitspatting voor onherroepelijk een sobere tijd zou, moest aanbreken beloofde ik dat ik de dokter zou bellen. Ik nipte van mijn digestief en maakte grappen over het scenario dat ik daarmee zelf in het leven riep: natuurlijk was het een melanoom. Misschien was ik er nog net op tijd bij, maar mogelijk was dit onze laatste vakantie samen geweest.
'Zo erg ziet het er nou ook weer niet uit. Ga jij nou maar gewoon even naar de dokter,' zei mijn vriendin, 'dan heb je tenminste duidelijkheid.'
Maandag kon ik de moed nog niet vinden maar dinsdag belde ik dan toch. Ik kon de volgende morgen al terecht. Ik sliep slecht, de beelden van op Google gevonden pigmenttumoren nog vers op mijn netvlies. Morgen zou alles er misschien heel anders uitzien maar er was geen weg terug.

Na mijn karige ontbijt - ik wilde het juist begonnen gezonde regime niet meteen opgeven uit voorbarige troost - liep ik tamelijk gedachteloos naar de praktijk. Ik zou in elk geval een verwijzing naar de dermatoloog krijgen, daar rekende ik op. Dit was duidelijk een heel ander geval dan die dikke maar onschuldige moedervlek waarover ik me een aantal jaar geleden zorgen had gemaakt. Die was mooi rond geweest, deze was rafelig en langwerpig.
In de wachtkamer repeteerde ik de zinnen waarmee ik mijn klacht zou verwoorden. Niet te dramatisch, met de nadruk erop dat die moedervlek er al héél lang zat (ik was daar overigens helemaal niet zeker van) maar in de loop der tijd, ook volgens mijn vriendin, wel dikker en donkerder was geworden en dat ik er toch maar eens naar wilde laten kijken. 
Dokter keek me onaangedaan aan door zijn stalen brilletje. 'Bloedt het?' vroeg hij. 'Nee,' zei ik met alvast iets van opluchting.
'Doet u uw shirt maar even uit en ga daar liggen, dan kijk ik even.'
Ik strekte me uit om de behandelbank. Zijn oordeel kwam meteen. 'Dat is geen moedervlek. We noemen dat een ouderdomswrat. Totaal onschuldig.'
Ik ging weer zitten, een beetje ongelovig nog.
'U kunt het gewoon laten zitten, of het laten weghalen, net wat u wilt.'
'Moet ik daarvoor naar de dermatoloog?' Ik was van mijn zelfbedachte scenario nog niet af te brengen. 'Nee,' zei hij met een ietwat vermoeid glimlachje. 'Ik kan het hier doen. Nu meteen als u dat wilt.' 
Even later voelde ik de prikjes van de verdoving. 'Gaat het?' vroeg hij. Ik wou iets zeggen over de parodontoloog en dat ik wel wat anders gewend was maar besloot om nu maar eens geen grappen te maken. Die kon ik opsparen voor als een beetje galgenhumor echt nodig was.
Omdat ik niks zien kon, zo op mijn buik, vertelde de arts geduldig wat hij deed of ging doen. Ik stelde me het scherpe lepeltje voor dat het weefsel wegschraapte. 'Nu doe ik er een verbandje op, en een gaasje. Dat maak ik vast met een paar pleisters.'

Ik kleedde me aan, bedankte hem uitvoerig en zei dat een mens ook niet zoveel moest googelen voor hij naar de dokter ging. Hij knikte zuinig.
Buiten wilde de opluchting nog niet meteen komen.


Illustratie: George Grosz (1893-1959) - Der Hypochonder Otto Schmalhausen (1923)

vrijdag 22 augustus 2025

HEREMIETKREEFTEN


'En,' vroeg mijn broer, 'hoe bevalt het thuis?'
Ik antwoordde in negatieve termen. We hadden al van de katten-oppas gehoord dat er steigers tegen de voorgevel waren opgesteld, het schilderwerk ging eindelijk beginnen. Driehoog in de stad voelde na alle vrijheid van de Bretonse kust als een kooi. Bovendien was ik moe, kortademig en hypochondrisch.
'De eerste dagen na de vakantie zijn altijd lastig,' relativeerde ik.

Mijn dochters vroegen me op het zonnige terras van Podium Mozaïek waar we onze reis afsloten, om eens wat minder te mopperen. 'Benoem eens wat vaker de positieve dingen.' Ik besef dat ik mijn rol als brombeer iets te enthousiast speel. Mijn zoon en schoondochter oefenen zich in dankbaarheid en ik kan daar wat van leren. Dus ik zette mijn glas neer, knikte ze toe en vertelde hoe geweldig ik het vond dat ik op mijn leeftijd nog - nee, niet eens werd gedoogd, maar me welkom, gezien en bemind voelde: wie gaat er als humeurige bejaarde heer nog met vriendin, kinderen en kleinkinderen op vakantie, niet omdat je de familie moreel onder druk hebt gezet, maar op hun eigen initiatief, op hun verzoek? Een gezegend mens was ik, zei ik, en ik meende het oprecht.

De volgende morgen zette ik koffie met mijn vertrouwde caffettiera die het op de inductieplaten van het vakantiehuis niet had gedaan en ik was dankbaar voor mijn Bialetti Moka Express, na ruim een week vieze koffie uit capsules in een budget Nespresso-machine. 
En ik was dankbaar voor het gezelschap van de katten natuurlijk, die eerst een beetje onwennig en beledigd hadden gedaan maar zich de volgende dag alweer gezellig bij me voegden voor het dagelijkse middagdutje - een routine die merkwaardig snel weer terug was nadat ik er een kleine twee weken totaal geen behoefte aan had gehad. 
De tweede dag speelde ik plichtmatig wat op mijn luit. Liever zocht ik heremietkreeftjes op het strand met mijn kleinkinderen. Maar vandaag heb ik een nieuw stuk in studie genomen dat ongehoord pittige eisen aan mijn eenvoudige techniek stelt. Dat is het effect van reizen, je kijkt na terugkeer - niet meteen! - opgefrist tegen de dingen aan. 

Wat is het meest bijzondere aan zo'n vakantie? Ik ga voorbij aan de feiten en de plaatsen. Mijn blog is rond deze tijd al té vaak een persoonlijk ingekleurd toeristengidsje. Om een indruk van het Bretonse departement Morbihan te krijgen kunt u beter de ANWB-gids erbij pakken of even googelen.
Ik signaleerde het al in het eerste blogje dat ik schreef over een roadtrip met mijn familie. Ik vat het nog eens samen. Er ontstaat tijdens zo'n reis een groepsdynamiek van een tijdelijke, speciale aard. In die groep mensen ga je op, los je op. Praten met anderen neemt de plaats in van de normale innerlijke monoloog. Het denken wordt een ruis op de achtergrond. Woorden zijn eruit voor je het weet en je voelt je veilig om ze los te laten, in zulk dierbaar en vertrouwd gezelschap.

Dat, en die immense tuin met ligstoelen onder de moerbeiboom en met uitzicht op de zoutmoerassen die bij vloed een glinsterend binnenzeetje vormen, zal ik het meeste missen.




vrijdag 8 augustus 2025

SPANGA


We reden naar Friesland, naar buurtschap Spanga om precies te zijn, onderdeel van gemeente Weststellingwerf, om de opera Tosca te zien. Ik was nog nooit naar dat gelauwerde, al meer dan dertig jaar bestaande locatietheater geweest. Een vriend van mijn vriendin ging erheen om Aylin, de vrouw van zijn achterneef, te zien en te horen. Wij haakten aan. 
We parkeerden de auto in een weiland. Vrijwilligers hielpen ons te manoeuvreren, zodat we er als het donker werd makkelijk weer uut konden rijden. Er wapperde een vlag met het gezicht van Aylin erop. Op het festivalterrein hing een apart sfeertje. Luchtig. Ontspannen. Wij - vriendin, jongste dochter en ik - zijn gewend aan de jaarlijkse openluchtvoorstellingen van theatergroep Vis à Vis. Die worden professioneel omzwachteld door alle mogelijke randstedelijke luxe. Hier in het verre Spanga is er maar een beperkte keus aan de bar, en die wordt in kleine plastic bekertjes geserveerd. Er is geen overtollig vertier. Geen vuurkorven en feestelijke nazit. Alles draait om de voorstelling in de schuur. We liepen een beetje rond, keken uit over water en weiland. Een man van de organisatie vertelde ons over Bommen Berend, die op zijn mars naar Groningen, in het rampjaar 1672, Saksische soldaten had meegevoerd. Die kwamen, hoe weet ik niet meer, terecht in deze contreien en zo komt het dat de Stellingwerfers geen Fries maar Nedersaksisch spreken. 'We willen eigenlijk onafhankelijk worden,' grapte de man van de organisatie.

De uitverkochte voorstelling begon. Ik schatte dat er zo'n 300 man in de schuur zat. Vanaf de eerste klanken was duidelijk dat het hier om een uitvoering van hoog niveau ging. Drama, lyriek, tempo, actie, slagen en kwinkslagen - het was er allemaal in overvloed. De setting was die van het Italië van Mussolini. Niet nieuw, maar zeker niet verkeerd. De herkenbare fascistische grijsgroene snit maakte barone Scarpia, de ultieme grensoverschrijdende machtswellusteling (wanneer cancelt iemand die man nou eens?!) nog wranger en wreder dan wanneer hij in het uniform van een politiechef uit 1800 was gestoken. 
In de auto had ik het verhaal kort samengevat voor mijn reisgenoten. Liefde, jaloezie, macht, verraad, dood en verderf. Ik rakelde de van Gerald Durrell (My Family and Other Animals) geleende anekdote over de legendarische opvoering in Korfoe nog maar eens op: hoe de sopraan pijnlijk hard was neergekomen na haar zelfmoordsprong van de bordkartonnen Engelenburcht, en hoe er bij de volgende voorstelling een stapel matrassen was neergelegd; tot verbazing en hilariteit van het publiek zag men Tosca weer omhoogkomen, dalen, weer omhoogkomen...
Hier was geen Engelenburcht om vanaf te springen. De voorstelling eindigde met een aantal droge pistoolschoten: twee of drie voor de mannen van Scarpia, één voor Tosca zelf. Melodrama, wat u zegt, en ik merkte dat ik voor Puccini niet jong genoeg meer ben - de tranen van vroeger bleven uit en dat lag zeker niet aan de prachtige zangers en de voortreffelijke muzikanten.

Dertien jaar geleden zocht ik een zangeres voor de Meervaart-productie Ze vroegen arbeid, er kwamen mensen. Een Turkse collega bracht me in contact met Aylin Sezer. Ze had de leeftijd van mijn zoon, ze was aardig, mooi en door en door muzikaal en ze stal onze harten met haar interpretaties van mijn liedjes.
Aylin heeft sindsdien een voorbeeldige carrière gemaakt. Ongeforceerd, maar tempo commodo gestimuleerd door steeds nieuwe uitdagingen bouwde ze haar lichte lyrische sopraan uit, tot die een dramatische rol als Tosca schijnbaar moeiteloos aankan. De natuurlijke schoonheid van haar stem en het precies goede vibrato bleven behouden terwijl het volume en de breedte en diepte zijn toegenomen. Een operazangeres met power maar zonder de bijkomende nadelen daarvan: geen gegil en geen gewaggel, alles blijft van grote elegantie. Om met Ilja Gort te spreken, die deze avond naar eigen zeggen voor het laatst op tv te zien was: Goed bezig Aylin, ga zo door!


Bovenste foto: Robbe van der Vloet


Voorheen Rookzanger is een week of wat naar Bretagne en zwijgt even op deze plek. Hopelijk tot later!


vrijdag 1 augustus 2025

GOUDA


Leiden was ons goed bevallen, Duitsland kwam er niet van, dus waarom niet eens naar Gouda? Een paar jaar geleden hadden we het voornemen gemaakt om alle Zuid-Hollandse steden en stadjes een voor een te bezoeken, te beginnen met Delft, stad van mijn moeder. Het was hoog tijd voor Gouda en het plaatselijke museum stond allang op onze verlanglijst. Er was nu een bewierookte expositie te zien met werk van Jo Koster (1868-1944), een grote reputatie van voor de oorlog, net zo vergeten als haar schrijvende naamgenoot Jo Boer (1907-1993 - wie leest haar nog, de auteur van briljant geschreven boeken als Catherina en de magnolia's en Kruis of munt?)

Er was wat oponthoud en het was al wat later in de middag toen we Gouda binnenreden. Maps stuurde ons naar een parkeergarage vlak bij de Hoge Gouwe waaraan ons hotel lag. In de parkeergarage wees een bord naar de parkeerlaag vlak onder het hotel. Daar was een lift die in de lounge uitkwam. Zo checkten we in zonder te weten waar we waren. Mijn vriendin die zich graag en goed oriënteert wordt daar ongemakkelijk van. Mij deed het denken aan de metro in Parijs. Je stapt ergens in, slaat een hoop decor over en duikt op in een andere wereld. We zien straks wel hoe het hotel er van buiten uitziet, troostte ik haar.
Niet veel later liepen we in een miezerig regentje de waterstad Gouda in. Meer Delft dan Leiden leek me. Voor het museum vonden we het te laat, dat kwam morgen wel. De Sint-Jan moest het worden en dan na wat rondlopen en sightseeing de gastronomie in. Het Griekse restaurant dat ons in Leiden door de neus was geboord (alles tot op de laatste tafel bezet) moest hier een vervanger vinden. Twee mogelijkheden, een op de Korte, en een aan de Lange Tiendeweg. 
De kerk, een museum tegenwoordig, tickets en merchandise, boogt op 72 wereldberoemde gebrandschilderde ramen uit de zestiende eeuw. Gelukkig had ik Egeraat bij me, Dr. L van, Il Dottore. Die nam ons bij de hand en zei vriendelijk vermanend op pagina 80 van Wegwijs in Nederland (1962)

'Ga niet álle ramen bekijken, maar beperk u tot onderstaande en bezie die rustig en intens. De nummering staat duidelijk aangegeven.' 

Zo bezagen we de nummers 5, 6, 7, 8, 30 (??), 12, 18, 22, 23 en vooruit, ook 28a, De bevrijding van Nederland: 'een zeer geslaagd modern raam van Charles Eyck.'
Ik zag al die toeristen met hun audiotoer totaal oververzadigd van zestiende-eeuws glas-in-lood de kerk verlaten en wreef in mijn handen. Mijn hoofd was nog fris.
De kerk heeft het langste middenpad van Nederland (111 meter) en bezit een bizar mooi barokorgel. Mijn vriendin moest denken aan de Sainte-Marie-Madeleine in Vézelay, maar dat vond ik te veel eer.
De stadswandeling voerde ons langs stadhuis, waag, het Joodse Poortje. De regen joeg ons een overdekt terras op. Bitterballen en tripel. Mijn vriendin schreef een in de Sint-Jan gekochte ansichtkaart om haar zuster te feliciteren die de volgende dag zou verjaren. Een kaart schrijven op een terras. Vakantiegevoel.
Bij de Griek (die van de Lange Tiendeweg was met zomerreces, maar die op de Korte was open, al maakte het blonde en mollige dienstertje nog een grapje over "alles vol" waarna ze me joviaal op de schouder sloeg) - bij De Griek was alles gul en groot. Gipsen beelden, mythologische muurschilderingen in de slechtst denkbare stijl, ongevraagd neergezette ouzo, voorgerechten die ruimte opeisten die voor de hoofdgerechten was bedoeld, een barokke badkuip die een glas Metaxa moest voorstellen... Na de Griek liepen we door de nu serieuze regen naar het hotel en daar was het snel bedtijd.

De volgende morgen aten we toch, ondanks aanvankelijke tegenzin, grote porties van het ampele ontbijtbuffet. Daardoor aangesterkt liepen we naar Museum Gouda. We moesten ons eerst door een zaal vol opvallend slecht geschilderde religieuze altaarstukken heenworstelen (maniërisme op zijn áller, állersmalst) - maar de expositie was zeer beslist de moeite waard. Jo Koster mag wat ons betreft per direct terug op de lijst van toonaangevende twintigste-eeuwse kunstenaars. Een eclectisch maar sterk oeuvre, met autoriteit op het doek gezet. 
Maar de grootste verrassing volgde nog toen we al op weg naar buiten waren.
In een zaal over de geschiedenis van Gouda was een interactieve maquette die de historische ontwikkeling van de stad verbeeldde. Ik herinnerde me opeens dat mijn vriend Ger voor dit museum had gewerkt. Met zijn bedrijf Mapping History, dat na zijn dood in 2021 is opgeheven. Vertederd verliet ik het voormalige Catherina Gasthuis. De zon was inmiddels gaan schijnen.

Bij het schrijven van dit stukje ontdek ik dat de interactieve maquette van een bedrijf "IJsfontein" is en dateert uit 2020. Ik vond het al wat lichtgewicht en speels voor mijn serieuze vriend. Wat hij dan wel voor het museum heeft gedaan blijft in het duister.


vrijdag 25 juli 2025

Verster, of de helende werking van kunst

Er hing een sfeer van doem over de week. Ik had om een bloedonderzoek gevraagd omdat ik me al een tijd niet fit voelde en de vorige routineprikken alweer anderhalf geleden waren. De dokter, een vervanger, had voorgesteld: prostaat ook maar even meenemen? Mijn eigen huisarts is om allerlei goed beargumenteerde redenen een tegenstander van preventief PSA-onderzoek - er zijn twee tegengestelde scholen in de gezondheidszorg wat dat betreft -; ik hel over naar de school van mijn dokter (geen slapende honden wakker maken) maar flapte eruit: 'Doe maar. Ik heb er tenslotte de leeftijd voor.' De hypochonder in mij had meteen spijt. En zodoende leunde er een gevoel van dreigend onheil op de dagen.

Mijn vriendin wilde graag naar een expositie ('Thuis in het groen') in De Lakenhal in Leiden. Bloemstillevens van Floris Verster (1861-1927). Ik vond het een goed plan. Even afleiding, even niet naar de paarse bloeduitstortingen in mijn armholte kijken (de jonge labo-medewerkster kon blijkbaar nog niet zo goed prikken), even de vermoeidheid vergeten. Het weer was opgeklaard, het was een mooie dag, en we waren niet de enigen die dit uitje hadden gepland. Op een bankje in de zon voor het museum rustten twee dorpsgenoten van mijn vriendin uit van de genoten expositie. Bij het betreden van de hal uit 1640 kwam mijn vroegere klasgenote en eerste jeugdliefde Marijke ons tegemoet. Een vrolijk weerzien.
Ik betrad de discreet verlichte zaal en bekeek de overzichtelijke, zelfs bescheiden expositie.
Ze zeggen dat kunst helende eigenschappen bezit. Ik wachtte tot Verster zijn werk zou gaan doen.

En ja, bij het miniatuurtje Herfsttijlozen was het raak. In Hesse's gedicht Herbstgeruch komt deze zin voor: Herbstzeitlose starrt im Grase blässlich. Ik heb die dierbare woorden vaak gelezen en ook op muziek gezet. Woorden en melodie schoten door me heen terwijl ik naar het prachtige olieverfdoekje keek. Ik was ontroerd, er smolt iets in me, en veel van de vermoeidheid die ik had gevoeld verdween op stel en sprong.
Ook de opvallend grote doeken in de volgende zaal, waarmee Verster doorbrak, waren mooi, maar het niveau van deze kleine bloemenstillevens van later datum haalden ze toch niet, vond ik.
Tragische man trouwens, deze tobbende kluizenaar die zijn eigen werk nooit goed genoeg vond. Na de dood van zijn vrouw Jenny vereenzaamd achtergebleven moest hij meemaken dat zijn landgoed Groenoord werd onteigend om de aanleg van een weg mogelijk te maken. Hij reisde er nog één keer naartoe vanuit het verpleeghuis om de in zijn ogen mislukte werken te vernietigen. Niet lang daarna werd zijn lichaam levenloos in de vijver van het onteigende herenhuis aangetroffen. 

In een andere zaal keken we vertederd naar een documentaire over de oude Wolkers in zijn tuin op Texel. Honderd jaar geleden geboren net als mijn vader. Vlinders, kikkers, salamanders, bloemen en bladeren. Voor Wolkers was de natuur net zo sensueel als in zijn wilde jaren seks en erotiek waren geweest. Verliefd op het leven.
Al op weg naar buiten zag ik een glimp van een zaal die een deel van de vaste collectie herbergde. Dat werd een briljante toegift. Rembrandt hing er, Lievens, Dou, Van Mieris (de oudere én de jongere), Jan Steen (veel). Prachtige collectie en, merkwaardig genoeg, geen suppoost te zien. Ik had zó een Steentje onder mijn arm kunnen nemen - of zou er geavanceerde bewakingsapparatuur hangen in dit zo traditionele, rustige museum?

We eindigden ons bezoek aan Leiden aan de Stille Rijn. Met tripel van het Stads Brouwers Huis en een goede tagliatelle Bolognese op een Italiaans terras gevolgd door espresso en grappa bianca. Nog één keer knallen, had ik mijn broer geappt. 

De volgende dag, na urenlang nerveus dribbelen, ernstig ziek in gedachten, belde de doktersassisente. Enkele waarden waren licht verhoogd, maar niets om me zorgen om te maken. Diabetes had ik in elk geval niet. Ik besteeg meteen lichter de trap. 


Afbeeldingen: Zelfportret van Floris Verster (1921), 'Herfsttijlozen' van Floris Verster (ca 1901-1902) en Jan Steen: 'De bestolen vioolspeler' (1502)