vrijdag 28 maart 2025

Voorheen Rookzangers Notitieblog (59)


In het park ontmoette ik Michael. Hij zat op het bankje tegenover de ooievaars, zijn camera in aanslag. Ik geloof niet dat hij me herkende. Hij prees me zijn boek aan, dat ik vorig jaar herfst al had gekocht. Ik confronteerde hem met zijn Slotermeerse jeugd, in de hoop op een gesprek vol wederzijdse jeugdherinneringen - maar hij had er blijkbaar niet zo'n zin in.
'Immanuel Kanthof? Ik woonde bij de Burgemeester De Vlugtlaan. Dus we zullen elkaar wel niet zijn tegengekomen,' zei hij met zijn rauwe accent. Daarna vertelde hij dat hij zijn kat hier had begraven pas geleden. Twaalf jaar oud slechts geworden, gelukkig duurde de doodsstrijd niet zo lang. 'Ik zit hier vaak dus dan kan ik nog eens aan hem denken.'
Het was er een van een stel, het katertje. Broodmager, terwijl zijn zusje heel anders was, een plofkip. Wist ik dat katten nesten konden hebben van meerdere vaders?
'Ja,' zei ik, 'dat weet ik. Ik heb twee broertjes die héél anders zijn.' Hij keek me bevreemd aan en begon toen te lachen. 'Ah, ik dacht even dat je bedoelde, in het écht.'
Ik zei: 'Ja, dat bedoelde ik ook,' op mijn beurt bevreemd. Hij viel stil, begon toen over de ooievaars, dacht ik ook niet dat ze al eieren hadden gelegd?
Pas toen ik een eind verderop was bedacht ik dat ik had vergeten te vertellen dat het twee katten waren, die broertjes. Hij moet een rare indruk van onze familie hebben gekregen.

                                                                        •

Ooit begon ik aarzelend te kijken naar Flikken Maastricht. Een guilty pleasure, noemde ik het. Toen bracht ik zes vormende en veranderende weken door in Limburg en vlak daarna ging mijn dochter in Maastricht studeren. Kijken naar Flikken werd een soort weemoedig plezier. Ik zag bekende locaties, dacht glimlachend terug. Het was het wekelijks koordje dat me met de Kliniek verbond.
De jaren verstreken, ik bleef trouw kijken maar het plezier nam af. De plots werden allengs ingewikkelder, ik volgde het niet meer, de personages en gebeurtenissen werden grotesk en onwaarschijnlijk, vooral de slechteriken waren karikaturaal (Bols, Eddy, Daan). De sfeer was hard, cynisch, humorloos.
Onlangs begon NPO1 Extra met de herhaling van het eerste seizoen, door mij destijds niet bekeken. Ik was verrast. Wat een jonge koppies allemaal. Eva had nog niet dat verbetene, haar paardenstaart was springerig en echt, Wolfs was mooi, blond en jong. Wil van Kralingen (rip) zette met Ellis Flamand de beste commissaris van de serie neer. Er werd gelachen, vertederd gekeken naar die malle Romeo, Floris en Eva waren duidelijk verliefd op elkaar.
Zappend van NPO1 naar NPO1 Extra zie je 19 jaar verspringen. Blond naar grijs. Lach naar grimas. Wat is de tijd wreed geweest. Nu is Victor Reinier er uitgegooid wegens onacceptabel machogedrag dat verdere samenwerking onmogelijk maakt. Het idiote idee schijnt te heersen om die twintigste serie tóch te maken. Dan maar zonder mijn verkeerde held Floris Wolfs. Dat wordt natuurlijk helemaal niks. Wat je dan krijgt: 19 consistente, legendarische seizoenen en één mislukt laatste seizoen met een vervanger. Een stuiptrekking. Niet doen!

                                                                    •

De kogel is door de kerk. Ik heb de hulp ingeroepen van AI. Of juister: van een vertaalmachine. Een tamelijk lang Frans tekstje ingevoerd. Wat er in een fractie van een seconde uit kwam rollen met rood potlood gecorrigeerd tot het idiomatisch Nederlands was. Op deze manier gebruikt toch wel handig, en de noodzakelijkheid van de menselijke supervisie verzoende me ermee.

[Google Translate vertaalt trouwens 'de kogel is door de kerk' met: la balle est dans l'eglise. Haha. Zou letterlijk moeten zijn: la balle a traversé l'eglise. Maar in het Frans zeg je in zo'n geval: on a tranché. 
Erg bedreigend is het allemaal (nog) niet.]


Foto: Rozan Hillebrandt


vrijdag 21 maart 2025

Kosmos, kalenders en katharsis


In defensie is the sky the limit. Kanonnen mogen wat kosten. Maar hier op aarde?
Ook in kalenderland wordt bezuinigd. De piek is voorbij, de concurrentie is moordend, al die titels uitbrengen is voor de uitgeverij niet meer op te brengen. Ik ging dit jaar dus akkoord met één nieuwe titel en twee herdrukken van oude edities waarvoor ik x... euro kreeg zonder dat ik er iets voor hoefde te doen. Ik vond het allang best: na tweeëntwintig jaren in dit leven van gepokt en gemazeld Kalendermacher was ik toe aan wat rust. Misschien nog geen vol pensioen, maar toch een stap terug; niet meer die taaie seizoensarbeid van elk jaar tussen pak weg januari en mei drie of vier scheurkalenders produceren. De inmiddels maandelijks mijn kant op gestorte AOW compenseerde de vermindering van inkomsten, geen zorg. Eens moest ik toch een arme ouwe man worden. Voorlopig had ik nog niks te klagen. 

Eén enkele kalender, dat is bijna lachwekkend weinig voor een hack met mijn staat van dienst. Dus ik stelde het moment steeds uit waarop ik me serieus zou gaan wijden aan Astrologie. Van dat onderwerp wist ik niet veel maar voor de ouwe rot die ik was mocht dat geen bezwaar zijn: ik zou desnoods over de geschiedenis van het telefoonboek een scheurkalender van 365 pagina's kunnen vullen. 
Ik deed wat voorwerk. Selecteerde boeken - Synchroniciteit van Carl Gustav Jung uit mijn vaders boekerij, De astromanen van Marten Toonder, Brieven aan Josine M. van Reve. Ik bestelde een handleiding Astrologie voor beginners waaraan ik dacht veel te zullen hebben.
Toen die aankwam en ik er in begon te bladeren schrok ik wel een beetje. Wat een chaos van termen, wat een mystieke rookwolken, wat een onwetenschappelijke wanorde van gegevens en uitgangspunten! Als dat het beginnersniveau was, dan stond me nog wat te wachten.

De lente brak aan, ik ging op een reisje, ik vierde mijn verjaardag, niet één, maar twee keer. Teken van de Vis, binnenkort zou Ram komen en daarmee de deadline. Nu en dan opende ik het Excelbestand waarin de eerste data waren ingevuld met wat me zo te binnen was geschoten.
En... sloot het weer. Tijd genoeg.
Deze week sloeg me plotseling de schrik om het hart. Ik had nog veel te weinig en ik had bovendien geen greep op de materie. Een astroloog zou ik zo snel niet worden. Hoe verwoorden wat je niet begrijpt? Ik zou me moeten bepalen tot het bloemlezen van lezenswaardige fragmenten, leuke weetjes, snedige uitspraken, smaakvol opgelepelde basiskennis, en dergelijke. Gewone kalenderpraktijk, maar op andere terreinen had ik dat toch makkelijker gevonden. Zelfs kalenders met titels als Groen geluk, Yoga, Elke dag slank en Film 2013 had ik fluitend gemaakt. Zou ik hier mijn Waterloo vinden, zou ik niet met zélfgekozen pensioen gaan, maar oneervol ontslagen worden bij de uitgeverij wegens wanprestatie? Dat mocht toch zeker niet gebeuren?
Even overwoog ik de opdracht terug te geven, contract of geen contract. Maar dat was mijn eer te na.

En zo komt het dat ik vanmorgen om acht uur al achter de pc zat. Brace stijf om de pols, nieuwe ergonomische muis binnen handbereik, twee kussens onder mijn kont om wat hoger te zitten.
Zoals altijd ontdekte ik dat er op elk terrein talent bestaat. Mismoedig geworden van de warboel die ik opdiepte uit het web stuitte ik plotseling op een glashelder formulerende, zelfs poëtische Amerikaanse schrijfster. Een genoegen om te vertalen. Zonder hulp van AI want het ambacht is het wat me altijd heeft verzoend met de broodschrijverij.
Ik houd het kort want ik ga nog even verder op mijn hallucinante reis door het astrologische wiel.


maandag 17 maart 2025

In memoriam Rob de Nijs (1942-2025)


Het zat eraan te komen maar het was toch een naar bericht. Rob de Nijs stierf gisteren. Ik vierde luidruchtig mijn verjaardag en wist van niks.
Rob de Nijs had een warme, soepele, onmiskenbaar eigen getimbreerde stem en hij paste in mijn wereld. De fantasievolle romantiek van Kunt U mij de weg naar Hamelen vertellen, mijnheer? (kortweg: Hamelen) en van de eerste, door Boudewijn en Lennaert geschreven liedjes van zijn 'comeback', evenals Hamelen gedrenkt in middeleeuwse sfeer, sloten naadloos aan bij mijn eigen romantische aard. Het was de tijd dat ik minstreel wilde worden en droomde van de luit die ik nu eindelijk bezit.
En toen hij later andere, meer wereldse paden insloeg (leren broek, kokette kreetjes) bleef ik een fan. Want die stem, die raakte me nog steeds. Hij mocht honderd keer Banger hart zingen of dat hij een Harley onder zijn kont had, mij bedroog hij niet: hij bleef voor altijd Bertram Bierenbroodspot, amant van Loeki Knol alias Lidwientje Walg, die andere eenmalige prachtstem.

Ik heb hem gelukkig nog live gezien, rijkelijk laat in mijn leven. Een of twee keer, dat weet ik niet precies. Ik genoot ervan.
Maar ik heb hem ook een keer ontmoet. 
Het was bij de begrafenis van Lennaert Nijgh, december 2002. Ik zong twee liederen uit Winterreise van Schubert, omdat dat Lennaerts favoriete muziek was. Rob was er ook. Toen ik achter de kist aan liep passeerde ik hem. Hij knikte me toe en zei zacht: 'Mooi gezongen.' Ik zei: 'Dank je Rob.'
Fijner compliment heb ik nooit gehad.


vrijdag 14 maart 2025

Voorheen Rookzangers Notitieblog 58: Hasselt, en jarig


1. Hasselt

Tijdens het afgelopen zoele weekend waren we in Hasselt (B.). Gewoon, omdat we even weg wilden en niet ver wilden rijden. Hasselt kenden we niet en het lag binnen een straal van tweeënhalf uur snelweg. Hotel YUP was suspect met al dat zwart en goud en nep-marmer maar het was goedkoop, en het was maar voor een nachtje, dus vooruit: naar de Chinezen. 
De stad had een ideaal formaat voor een kort bezoek. Autoluw en alles nét op loopafstand. Omdat we een vergeten telefoonoplader uit de auto moesten halen liepen we na het Jenevermuseum en het eerste echte terras van het jaar op de Grote Markt terug naar de parkeergarage bij het station, en daarna weer terug naar het centrum om een restaurant te zoeken. De stappenteller App gaf die avond een score van ruim 15.000 passen aan, zo'n 12, 13 kilometer. De volgende morgen voelden we onze voeten en dachten na de Japanse Tuin, aan de buitenste ring gelegen, de bus naar het station te nemen. Maar de bus reed net weg en ach, het was zulk mooi weer. We zagen weer dezelfde straten en hadden het gevoel de stad inmiddels een beetje te kennen.
Met Hasselt is niet veel mis. Het is een plezierig kleinsteeds zusje van Maastricht. De sfeer is er gemoedelijk, iedereen is aardig. Er is heel wat moois te zien, je kunt er goed eten en drinken en het is er levendig, zelfs druk. Pas ons bezoek, de volgende dag, aan de Abdij van Herkenrode plaatste een paar geregistreerde dingen in een ander daglicht.

Met die abdij was veel mis. Op een enorm uitgestrekt terrein lag een laag, langgerekt klooster. De parkeerplaats duidde op een bloeiend toerisme. Maar al die bezoekers zaten in een grazige tuin zo groot als een voetbalveld. Te eten, te drinken. Het meisje aan de balie van het voormalige cisterciënzer vrouwenklooster vertelde dat de laatste nonnen jaren geleden naar een verzorgingstehuis waren verkast. Nu werd alles uitgebaat door horeca. En er was een belevingscentrum (o gruwel) waar middels audio en video de historie van de site werd verklankt en uitgebeeld door acteurs. Het dorre herbarium was nu een inspiratietuin. De allang verdwenen kerk (een ijzeren kunstwerk gaf een suggestie van het uiterlijk) werd binnenkort door een architect herbouwd, maar dan 'met glazen zuilen'. Feesten, trouwerijen, tentoonstellingen, zakenuitjes, congressen, dat was de markt die de abdij wilde veroveren. Internet leerde me, terwijl ik nipte van een lokaal bier Vesper, dat de plaats hier eigenlijk allang dood en begraven was. Toerisme Vlaanderen kocht de boel op, herbouwde grondig en pompte alles op met een indrukwekkende geschiedenis. 'Ridders en nonnen', dat werk. Zodat we nu onze Vesper konden drinken met de illusie dat we een ambachtelijk en traditioneel bier dronken, terwijl die kuise nonnen nooit een brouwerij hadden bezeten: deze flesjes kwamen, mooi gestiled door handige reclamejongens, uit een commerciële brouwerij in Bree. Want een beetje abdij moet toch een bier hebben.
Ik heb niets tegen het uitbaten van erfgoed en verwacht heus niet dat er in het Muiderslot nog steeds dichters en edellieden wonen. Maar de indruk van dure gebakken lucht was hier overweldigend. Een cultureel pretpark, Herkenrode, net als het nabijgelegen Bokrijk.


Met terugwerkende kracht leerde de ervaring ons de bouwputgaten in het Hasseltse stadsgezicht anders te interpreteren. Projectontwikkelaars zijn hier lekker bezig. De stad verkoopt zichzelf verbaal uitstekend, prima PR. De veryupping is allang ingezet en vooralsnog plezierig: niemand wil in een armoedig zooitje wonen en de sfeer van een charmante Limburgse provinciestad is nog te proeven op elke straathoek. 
Maar, reiziger, ik zou niet te lang wachten met Hasselt te bezoeken.

2. Jarig

Na de zoele dagen in Hasselt was het terug naar af. Na euforie komt dip, zeker als na lente winter terugkeert. Mijn verjaardag naderde en ik wilde maar niet in de juiste stemming geraken. 
De nacht voor ik 69 zou worden was het bijna volle maan. Ik sliep slecht en had een nare droom. Zeg maar gerust een nachtmerrie. Ik wilde mijn Nederlandse vertaling van Schuberts Winterreise zingen. Maar die paste niet. Sterker: het lied dat de pianist speelde kende ik niet eens. Hoe kon me dat ontgaan zijn, in mijn favoriete cyclus, die me al meer dan veertig jaar vergezelt, die ik tientallen malen heb uitgevoerd? Mijn lijfliederen, meer nog dan de liedjes die ik zelf heb geschreven.
Ik stond er beroerd van op. Bovendien deden duim, pols en elleboog pijn, de fysiotherapeut had me stevig aangepakt. Toen ik de kou in ging om boodschappen voor mijn verjaardag te doen sprongen de tranen me in de ogen. Ei Tränen, meine Tränen...
Na een half uurtje mediteren keerde de vechtlust terug. Gek dat je zoiets niet associeert met mediteren. 
Ik deed wat straffe ademoefeningen, sloeg Schubert open en zong vier, vijf liederen Winterreise. Om over die droom heen te piesen. Om te bewijzen dat ik geen oude, krakkemikkige en afgeschreven man was. De stem deed het goed. Een beetje oefenen en ik zou nog wel een tijd mee kunnen. 

Mijn oudste dochter kwam als eerste. Ze bracht de trui mee die ik had besteld bij het frauduleuze bedrijf Van Leiden Stijlhuis. Ik was verbluft. Was het dan toch...? Maar nee, ze had een bijna gelijk exemplaar gekocht bij Wehkamp. Het koningsblauw was marineblauw geworden maar dat was eigenlijk net zo mooi - zo niet mooier, vonden we.
Toen ook mijn vriendin, mijn zoon en jongste dochter er waren stelde ik voor: 'Wij zijn als familie altijd zo luidruchtig. Het is altijd reuze gezellig met elkaar, daar niet van, maar we denderen over elkaar heen. Laten we nou eens beginnen met een rondje. Iedereen vertelt wat hen bezighoudt en de rest luistert - maar onderbreekt niet.'
Het was weer net als in de Kliniek, waar elke dag zo begon. Mijn vriendin trapte af.  Iedereen luisterde aandachtig. Er werden een paar vragen gesteld. Daarna mocht ik. Winterreise en pols. Inmiddels had ik mijn bestelde brace ontvangen en die hield ik demonstratief omhoog. Zielige oude man. Inmiddels weer vrolijke oude man.
Daarna aten we een vieruurspasta. Die had ik lang niet gemaakt. Rundvlees dat zeker vier uur heeft staan sudderen in wijn, spek, uien, knoflook en tomaten. Als het uit elkaar valt is het goed. De ragout gaat over de pasta en wordt ampel bestrooid met versgeraspte Parmezaan. 
Om elf uur gingen we tevreden slapen. Mijn zoon fietste terug naar Zaandam. Mijn dochters gingen boven for old times' sake nog een aflevering van Buffy the Vampire Slayer kijken.
Topverjaardag.



vrijdag 7 maart 2025

WANDELEN

Voorheen Rookzanger liep met Rozijntje door het park. Ze hadden een wandelafspraak. Sinds ze elkaar beroepsmatig uit het oog verloren waren deden ze dat zo nu en dan. Voorheen Rookzanger herinnerde zich één keer duidelijk maar Rozijntje dacht dat het wel drie rondjes park waren geweest sinds de pandemie. Ze herinnerden zich wel meer dingen anders. 
Hij had haar voor het voormalige filmmuseum zien staan. Te vroeg, net als hij. Hij had nog geen kans gezien een goede openingszin te bedenken. Voor hij het wist waren ze in gesprek en in beweging, hoewel ze nog niet over richting en route hadden overlegd. Het overviel hem zoals de lente hem deze dag had overvallen. Die had er wel aan zitten komen, met al dat blauw en die stijgende temperaturen, maar nu het seizoen plotseling serieus aftrapte voelde hij zich slecht voorbereid. Als een kluizenaar had hij de dagen van de winter doorgebracht, met boeken, poëzie en luit en een vroeg bed, zijn ogen knipperden tegen het helle licht.

Blijkbaar is een openingszin niet nodig als je elkaar al dertig jaar kent. Je pikt iets willekeurigs uit de dag, iets wat je bezighoudt, en de ander reageert. Een inleidend gesprek wordt geboren, de rest komt later wel. Rozijntje kwam zojuist van de fysiotherapeut. Voorheen Rookzanger stelde een bezoek aan de fysiotherapeut juist uit, hoewel hij met een zelfgedraaide bandage om de pijnlijke pols liep. En hoe ging het met de kinderen, de katten? Rozijntje - zo heet ze niet echt, dat begrijpt u wel, het is de naam van een personage dat ze ooit speelde - leek hem iets beter in dit sociale spel dan hijzelf. Maar wist hij veel wat er in haar hoofd omging? Zij vond misschien zijn woordenstroom heel natuurlijk klinken.
In werkelijkheid voelde hij zich dermate geforceerd tot een plotselinge, in zijn eigen oren hese, spraakzaamheid dat hij het gevoel had naar zichzelf te luisteren als van een afstand. Een ogenblik overwoog hij iets te zeggen als: zo gaat het niet, ik ben zover nog niet, laten we opnieuw beginnen.
Maar natuurlijk deed hij dat niet en ondertussen sleet het "varkenslederen masker" (Reve) met de minuut en viel hij algauw weer samen met zichzelf.
Ze hadden op goed geluk de grote buitenpromenade gekozen, die hijzelf nooit nam, hij liep altijd ten minste de helft van het parcours binnendoor. Fietsers en wandelaars volop, vogels scheerden over met takken in de bek, honden blaften uitgelaten, de jassen gingen uit, de zon scheen feller en feller. Voorheen Rookzanger vertelde van zijn bezigheden van de afgelopen tijd, Rozijntje van die van haar. Ze wisselden ervaringen uit, praatten over hun beider uitstapjes uit het ooit zo stellig afgeroepen pensioen uit de zangwereld. Bespraken collega's, nét niet malicieus. Ze begrepen elkaar uitstekend. Opmerkelijk snel waren ze terug bij het Vondelpaviljoen.
'Zullen we nog een rondje doen?' vroeg Rozijntje.
'Een halfje dan,' zei de voormalige kluizenaar.


vrijdag 28 februari 2025

KWATRIJNEN


Het was een opgelucht gezelschap dat zich zaterdagavond in het Amsterdamse café Belcampo verzamelde. Het concert was uitstekend gegaan. Het Linnaeuskoor had overtuigend en gedisciplineerd gezongen, er was een talrijk en aandachtig publiek geweest, Felicity (vleugel) en Lucas (basklarinet en schalmei) hadden mooi gespeeld. Nu was de bar open. De buitendeur was op slot, dit was een besloten bijeenkomst. 
Zoals altijd bij dergelijke gelegenheden waren de gesprekken lekker speedy en open. Witte wijn smeerde de kelen en maakte de tongen los. Na een gesprek over de eigenaardigheden van het Nederlands, de eigenaardigheden van Simon Vestdijk en de gelijkzwevende temperatuur raakte ik met spreekstalmeester en penningmeester Nico aan de praat over het vervolg. Want ja, het enige nadeel van zo'n nazit is dat er stante pede vooruitgeblikt moet worden. Een oratorium-vereniging weet al weken of maanden vóór het concert wat er na de Matthäus op de lessenaar moet worden gezet (Die Jahreszeiten, het Requiem van Fauré?) - bij ons moet er ieder jaar een nieuw thema komen, waarbij passende teksten worden gezocht die door mij, dirigent en componist, op muziek worden gezet - want zo is het steeds gegaan sinds ik ooit de Linnaeus Cantate pasklaar voor dit, mijn geliefde koor, heb getoonzet. Tailor-made, customized. Ik wilde nooit meer anders en gelukkig (hopelijk) het koor ook niet. 

Jacob Israël de Haan dook op. De broer van een van Nico's favoriete schrijvers, Carry Van Bruggen. Het eerstvolgende optreden is ons jaarlijkse concert met Dodenherdenking, in de Zuiderkerk. Het repertoire daarvoor moet worden uitgezocht. Het plan rees om een selectie van De Haans kwatrijnen op muziek te zetten. 
De dag erna wandelde ik mee met onze tenor Hans. Als gepensioneerd stedenbouwkundige gidst hij regelmatig groepswandelingen door de stad. Terwijl we aanschouwelijk onderricht kregen in de Amsterdamse Art Nouveau, met zijn asymmetrische gevels en zijn sierlijke torentjes, herinnerde ik me een vorige wandeling. Door de Pijp. Hans vertelde toen over het boek Pijpelijntjes van Jacob Israël de Haan, en dat er tijdens de stadsvernieuwing van de jaren negentig alsnog een (dwars)straatje naar de schrijver was genoemd. Een handig straatje dat de buurtbewoners gelegenheid bood een stuk af te steken. 

Maandag las ik me in en ging ik zomaar ineens aan de slag. Inspiratie is een wonderlijk iets. Ik ben zacht gezegd niet dol op maandagen maar nu was er een drang in me om iets nieuws te gaan maken. Het eerste kwatrijntje, Onrust, stond algauw op papier.

Jacob Israël de Haan (1881-1924) kwam uit een groot Joods gezin. Zijn vader was voorzanger, chazan, in de Zaandamse synagoge. Hij doorliep de kweekschool, studeerde daarna rechten. Schreef poëzie en proza. Aanvankelijk was hij marxist en lid van de SDAP. Maar in de jaren 10 werd hij zionist. Hij emigreerde naar het toenmalige Palestina, waar hij correspondent was van het Algemeen Handelsblad. Inmiddels was hij van zionist fel anti-zionist geworden: niet om religieuze redenen (streng orthodoxe Joden waren tegen het zionisme gekant omdat er pas een Joodse staat kón en mócht komen, in hun ogen, als de Messias daadwerkelijk onder ons was), maar vanuit een geheel andere visie: hij pleitte voor een staat waarin Joden en Arabieren vreedzaam zouden kunnen samenleven. Hij zette zijn verbindende houding kracht bij door op portretfoto's te poseren in Arabisch kostuum. De orthodoxen in Jeruzalem waren niet blij met deze vrijgevochten Amsterdammer. En zoals hij de eerste was die een homo-erotische roman had gepubliceerd (het eerder genoemde Pijpelijntjes uit 1904) had hij ook de wrange eer, het eerste slachtoffer van een politieke moord in de regio te worden: op 30 juni 1924 werd hij bij terugkomst uit de synagoge met drie pistoolschoten om het leven gebracht. Niet zoals eerst gedacht de Arabieren, maar de zionistische organisatie Hagana bleek achter de moord te zitten. 

Naast Pijpelijntjes leeft De Haan vooral voort door zijn Kwatrijnen. Dat is een bundel, kort na zijn dood verschenen, van maar liefst 187 pagina's vol vierregelige gedichten. Het leest als een dagboek, gestart tijdens zijn reis, via onder meer Rome en Napels, naar Palestina. De verzen gaan vooral over zijn onrust, over het nieuwe leven daarginds, over jongens, over wijn, over heimwee, schuldgevoel, het dagelijks leven in den vreemde, over religie. Hoe wrang is het niet om, met de schrijnende beelden van het dagelijks nieuws op ons netvlies, het volgende te lezen:

Gaza

Hemel, wind en zwaluwen.
Wolken en hun schaduwen.
't Land, dat met zijn open pracht
Zoveel vrije zonen wacht.


vrijdag 21 februari 2025

SHEBA


Alleen wie katten heeft (een hond mag ook, denk ik) weet waarover ik praat. 
Vroeger kwamen de huisdieren op de tweede plaats. De eerste werd met uitsluiting van al het andere ingenomen door de kinderen. Was er iets met je katten (of hond, vooruit) dan was dat verdrietig en zorgelijk maar ik kan me niet herinneren dat het zo sfeerbepalend was als tegenwoordig. 

Mijn vorige huiskatten, Tijger, Obi en Dikkie, waren de eerste die zó belangrijk waren. De kinderen waren groot geworden en de harige huisgenoten waren onze gemeenschappelijke kinderen. Toen ze ziek werden en stierven, twee ervan op respectabele leeftijd, de derde te jong, was dat een tijd vol zorgen. Die beesten praten niet. Ze kunnen je niet vertellen wat eraan scheelt. Ze lijken wel met je te communiceren, op hun bekende aanminnige manier, spinnend en om aaien vragend, maar als ze zich in zichzelf terugtrekken door ziekte zie je pas dat elk contact met dieren een illusie is. Wat overblijft is het tegen beter weten in klooien met medicatie, de herhaaldelijke gang naar de dierenarts, het angstig letten op elke kleine verandering in hun gedrag. 

Drie van die noodlottig verlopen ziektegevallen achter elkaar schept een verwachtingspatroon. Noem het een trauma. Ik sprak streng tegen mezelf: die beesten, Snuf en Snuitje, zijn relatief jong en gezond. Goed, ze zijn niet lekker, ze eten niet, ze hebben de racekak. Maar dat gaat wel weer over, een mens heeft toch ook weleens een griepje? 
Ik sprak verstandig genoeg maar mijn ziel geloofde het niet. Alleen zó kan ik tenminste verklaren dat ik me gedeprimeerd voelde. En vooral moe: daar gaan we weer, dat wordt natuurlijk weer gezeul met die dikke ongelukkige beesten naar de dierenarts, het ene medicijn na het andere proberen, tussen hoop en vrees letten op twee vriendjes die plotseling elke interesse in jou verloren hebben en geen boe of ba zeggen - je moet maar raden hoe ernstig het met ze gesteld is. En waartoe? Het zal wel weer slecht aflopen.
(Ik keur dit niet goed, ik vind mezelf sentimenteel en een doemdenker bovendien.)

Mijn dochter die in de dierenverzorging geletterd is belde met de praktijk. De 48 uur van niet of nauwelijks eten waren voorbij, er moest iets gebeuren. Vanonder de douche hoorde ik het gesprek, van één kant, maar die was duidelijk genoeg. Tot mijn opluchting was het scenario niet meteen paniekerig. De katten hoefden niet gezien te worden, vooralsnog. Als een van ons langskwam met een monster van de ontlasting zouden ze daar een test mee uitvoeren die moest vaststellen of het een virus was dat door die rothonden op straat was verspreid, via onze schoenen, naar driehoog. Zo niet, dan was een wormenkuur raadzaam. En een zak met speciaal voer dat het maag- darmstelsel ontziet zouden we meekrijgen. 
Ik droogde me energiek af. Er was nog hoop.

Op straat, een strak in folie gewikkeld Sheba-bakje met het racekak-sample in mijn jaszak, trof me de onverwachte, geweldig weldadige zachte wind. Ik ritste mijn winterjas open. Daar was hij weer, de lente. Alles kwam heus wel weer goed.


Illustratie: "Autoportrait dans l'atelier" (1926), Tsuguharu Foujita (1886-1968)