vrijdag 12 april 2024

Spring has sprung


Een kort bericht vanuit de lente van hem die zich Voorheen Rookzanger noemt, geschreven met uitzicht op bloeiende binnentuinen, nadat hij met hernieuwd enthousiasme op zijn luit heeft gespeeld.

Na een dag van extraversie en ongewend sociaal-zijn besloot ik thuis in plaats van eten klaar te maken en een beetje tot mezelf te komen, tóch nog maar dat geplande, maar door de caféafspraak met een oude schoolvriend gedwarsboomde blogje te gaan schrijven. Het was halfzeven. Het moest dus snel gebeuren, want ik moest wel degelijk iets eten, mijn maag rammelde en ik had gedronken en ook nu thuis weer had ik me zoals gebruikelijk op zaterdag een witte wijn ingeschonken. De routine moest - gewoontedier, of noem het dwangmatige neuroot, die ik ben - zijn loop hebben, ook al drong de tijd en viel de avond al. Zo beet ik me haastig in mijn tekst vast, fel als een vechthond, in een flow van endorfine en alcohol, in een hypomane hyperfocus. Ik ken de prijs die je moet betalen voor zo'n sterk verhoogde, lekkere, door wijn aangehitste concentratie, ik ken hem heel goed. En toch... Het moment is te fijn, de inspiratie en het enthousiasme zijn, hoewel kunstmatig, te welkom, in de slome ossenpas van zich gelijkvormig aaneenrijgende dagen. 

De dagen erna, besloot ik, boetvaardig, dat ik maar eens werk moest maken van een structurele verbetering van mijn leven. Hoe productief mijn 'hypomane' roes ook was, dat zwarte gat dat erop volgde was hij niet waard. Ik kende alle trucjes en kon mijn werk gewoon blijven doen, profiteerde daarbij van mijn discipline en mijn door meditatie opgekweekte panoramische blik ('dit is een episode, dit gaat voorbij voor je het weet') maar deze spirituele leegte, dit zwarte worstelen verdiende ik niet, ik verdiende beter. 
Ik begon in gedachten orde op zaken te stellen. Wat moest er uit mijn leven geschrapt worden, wat kon er nagelaten worden, waar viel winst te behalen qua gemoedsrust, hoe kon ik de innig-geliefde valkuilen de rug toekeren en voortaan vermijden.

Het denkbeeld, aarzelend van alle kanten bekeken, dat ik na dit jaar (het vijftiende!) met bloggen kon stoppen beviel me. Dat gaf rust. Niet meer die heethoofdige drink-schrijfsessies, geen dwang en deadline. Desnoods zette ik het blog periodiek voort onder de noemer Voorheen Rookzanger: de toegift. Ja, dat denkbeeld begon me steeds meer te bevallen.
Ik schrapte meer uit mijn leven in gedachten. Ook een van mijn overgebleven koren moest na dit jaar sneuvelen. Ik moest me oefenen in het mooie bestaan van een kalme oude heer. Misschien kon ik dan ook weer eens langer dan een kwartiertje in een boek lezen; de drie of vier boeken die ik nu door elkaar las zonder in één ervan eens flink door te zetten (Eva van Carry van Bruggen, De ooievaar van Kester Freriks, Little Dorrit van Dickens, naast wat Nescio, Boon en Jean-Paul Franssens) waren symptomatisch voor mijn rusteloze en gefragmenteerde gemoedstoestand.
Die dinsdagavond, de avond van een regenachtige dag, keek ik iets minder op mijn telefoon en speelde ik meer luit dan anders en... las ik flink door. Vertrouwen. Het zou allemaal beter, rustiger worden.

En toen werd het woensdag. De zon brak weer door. Alles botte uit als een gek. Vogels zongen extatisch. Ik herkende zwartkoppen ('poor man's nightingale'), roodborsten, winterkoninkjes, merels natuurlijk, een zanglijster, de tjiftjaf. Het weekend raakte in zicht, het weekend waarin ik alles anders en beter zou doen. Voor ik het wist sprongen plannen op uit gedachtekiemen die ik niet vermoed had. Ik deed opeens mee aan een compositiewedstrijd, nolens volens, nilly willy. Het verstoorde me, verwarde me, ik had het liever niet gedaan, maar ik moest. Ik was nog te jong om oude heer te zijn. Ik had nog niet afgedaan, neen, sterker, ik telde nog mee. Wat dachten ze wel, die jonge honden! 

Dit stukje verdient een zorgvuldiger einde misschien, na die eerste volzinnen. Maar ik moet lering trekken uit vorig weekend. Bijtijds eten, me niet vastbijten in een tekst, liever een beetje op het balkon zitten nu het weer even kan. Dus hier moeten u en ik het mee doen. 
Het is ook eigenlijk heel eenvoudig samen te vatten in een woord: lente. 


Foto: Johan Put


1 opmerking:

Hans Valk zei

Het voorjaar is inderdaad gearriveerd, maar het aarzelt nog behoorlijk de afgelopen weken. De temperaturen slingeren wild heen en weer, evenals de windsnelheid.

Wie heeft die rare bijnaam voor de Zwartkop ('poor man's nightingale') verzonnen?

Soms hoor je een vogel nogal opvallend zingen, en als je vervolgens moeite doet om hem in beeld te krijgen, blijkt het inderdaad vaak een Zwartkop. Vorige week zag ik mijn eerste dit jaar.
Het fijne van vogels is onder andere dat iedereen ze kan horen en zien, als je er wat moeite voor wilt doen. Geld speelt daarbij gelukkig geen rol.
De Nachtegaal is een bijzonder beest, daar niet van, maar als ik 'lieflijkheid' als criterium zou moeten nemen bij het beoordelen van vogelzang, dan won de Zwartkop van de Nachtegaal.
Als je die laatste van dichtbij hoort, op het toppunt van z'n kunnen, zit er iets agressiefs in het geluid. Keihard en van een bijna hysterische intensiteit. Uniek, dat wel. Maar niet direct rustgevend gekwinkeleer..
Je moet er bovendien meestal de stad voor verlaten. Het liedje beweert dat 'A nightingale sang in Berkeley Square', maar dat moet vóór de oorlog zijn geweest, in de goeie ouwe tijd.