zaterdag 6 april 2024

Hoeden en brouwen


Natuurgebied de Borkeld: zeshonderd hectare jong 
bos, een archeologisch reservaat bestaande uit grote heidevelden, leemkuilen, akkers, graslanden en zelfs een stukje hoogveen, zegt Wiki.  Het bos is tussen 1930 en 1950 aangeplant. Hier ligt ook het grootste jeneverbesstruweel van Nederland. Jeneverbesstruweel. Wat een woord. De spellingscorrectie geeft groen licht dus het moet wel bestaan. 
Het motregende wat maar meer ook niet. Mijn paraplu bleef een overbodige wandelstok. Afgezien van een enkele renner was het natuurgebied verlaten. 
Aan de rand van een heideveld zat een man met een Crocodile Dundee-hoed op zijn hoofd en een eronderuit piepende paardenstaart op een klapstoeltje. Mijn vriendin dacht dat hij zat te tekenen of te schilderen, verderop graasde een fotogenieke kudde schapen. Maar ik zag dat hij op een telefoontje keek. Bij het ontbijt had ik geen sociaal verdrag hoeven vertonen dus ik had een beetje over. Ik sprak hem aan. Was hij soms de schaapherder?
Wel degelijk, zo bleek. En hij wilde er best wat over kwijt. Mijn vriendin en hij praatten een tijdje over de ins-and-outs van het schapenhoeden. Het blauwtongvirus dat er in Noord-Holland zo had ingehakt en de laatste twee beesten van mijn vriendin had gedood had hier in Twente veel minder huisgehouden.

We liepen verder, langs een uitgegraven veengebied. Al die tijd hoorde je de A1 verderop. Niet te hard, een beetje als een permanent regengordijn. Raar om te bedenken dat je, als je van Deventer naar Hengelo reed, deze idylle rakelings passeerde.

Vervolgens stond Rijssen op het programma. De gids Wegwijs in Nederland (1962) van Dr. L van Egeraat had daar vreemde dingen over te melden: 'De merkwaardige grote boerderijen staan er mannetje naast mannetje in de hoofdstraat als woonhuizen'. 
Het woongedeelte van deze geheimzinnige boerderijen was om praktische redenen naar achteren gekeerd, de deel grensde aan de straatzijde.
'Ertussen smalle weegten, gangetjes van soms niet meer dan een goot breed.'
Verderop wordt het nog mooier: 'Middenin de plaats ligt de Schild, het centrale plein vanwaar de straten uitstralen in de richting van de vier windstreken. Hun uiteinden worden omcirkeld door een cirkel die vroeger de oude wal vormde.'
Een mysterieuze bezienswaardigheid. En wat zagen we? Een typisch provincieplaatsje met winkelketens en karakterloze nieuwbouw. Kraak nog smaak. Ik at er een omelet die meer op een pannenkoek leek. Het was er stil maar niet op de manier van bos en hei en B&B. Van wat doctor Van E. in de jaren zestig had verrukt was niets meer over. Bijna niets: een wat chiquere horecagelegenheid heette De Stadsboerderij. Dat mooie houten pand zal wel een van die 'merkwaardig grote boerderijen' zijn geweest.

Via het drukke Goor reden we naar het kunstenaarsdorpje Diepenheim. Dat was inderdaad een aardig plaatsje. Maar afgezien van Irma's cafetaria was er niet veel eetgelegenheid. Mijn telefoon wees Borculo aan als beste keus. Dus zakten we Twente uit en de Achterhoek in.
En inderdaad, leve Google! Hoewel het fraaie Kristalmuseum waarop mijn vriendin haar zinnen had gezet gesloten was maakte Borculo indruk. Mogelijk had het opklarende weer ermee te maken maar dat was niet alles. Rood baksteen, het krinkelende water van de Berkel, het met groen omzoomde sluisje - alles straalde een frisse, zorgvuldige sfeer uit. Van deze plaats werd gehouden door wie er woonde, dat was duidelijk.
De telefoon had Proeflokaal 01 aangewezen. Het bleek een uitstekende keus.
Pal naast de nog draaiende watermolen brouwde de brouwer (modieuze pet op, grijs baardje) zijn eigen bier. Toen het bleek dat ik enig verstand van zaken had na het proeven van zijn tripel (veel hop, zachte afdronk), raakten we in gesprek. We hadden heel wat uit te wisselen. Hij liet me een dubbel proeven van een collega. Apart, vond ik. Maar ik kon niet precies duiden waarin dat aparte zat. Laurier, zei de brouwer, zoals in Guinness. Aha, zei ik, ik dacht aan zoethout.
Dat ook, gaf hij toe. We waren vrienden voor het leven. Matties in het bier.
Boven in het restaurant, nog steeds in het zicht van de draaiende molen, aten we heel goed. Ik prees de muziekkeus. Sixties en seventiesrock, maar nét niet te voor de hand liggend. Niet verwonderlijk voor een bierbrouwer met een pet en een grijze baard. 



Voor wat voorafging: zie HIER en HIER.


Geen opmerkingen: