woensdag 7 juli 2021

RUIMTEVREES


We gingen naar een uitspanning met een piepklein museum in de Etersheimer Braak, een stukje polder aan de rand van de voormalige Zuiderzee. We parkeerden de auto in het gras langs de weg en sloegen het pad in dat naar onze bestemming leidde. Toen we een groepje huizen passeerden wilde ik al naar links afslaan, maar mijn vriendin zei: 'Nee, dat is het niet. Het is dáár.' Ze wees ergens heel in de verte. Aan het eind van het kaarsrechte pad door vlak en open land doemde een molen op. 'Maar... dat kan ik niet,' zei ik geschrokken. 'Jawel, hou mijn hand maar vast,' zei mijn vriendin.

Mijn eerste aanval van ruimtevrees kreeg ik op de Schellingwouderbrug. Ik was één- of tweeëntwintig. Mijn toenmalige vriendin en ik fietsten van Amersfoort naar Amsterdam en midden op die grote stalen boog die het Buiten-IJ overspant raakte ik in paniek. Alles begon rond te draaien, boven en beneden verloren hun betekenis en ik was bang in die diepe put van de veel te wijde hemel te vallen. Sindsdien mijd ik (uit angst voor de angst) dergelijke situaties, waarin je klem zit op één enkel spoor door een open ruimte en je nergens kunt verstoppen. Het is in de loop der jaren wel beter geworden. Ik heb bruggen over de Maas en zelfs de Theems zonder veel ongemak te voet kunnen oversteken. Maar de Erasmusbrug in Rotterdam durf ik maar een klein eindje op en open polders zijn niet voor mij drooggemaald. 

'Kijk naar de grond,' zei ze.
'Dat doe ik al.'
'Concentreer je op je ademhaling.'
'Uiteraard, wat dacht je? Ik ben zanger en ik mediteer. Les één. Maar het helpt niet.'
'Helpt het wel als ik tegen je praat en je afleidt?'
Blijkbaar wel, want we waren al een eindje op weg door dit genadeloos lege landschap. Ik telde mijn passen, regelde mijn ademhaling en keek naar riethalmen, boterbloemen, waterplanten en al het andere geruststellende kleine leven rondom mij. Mijn vriendin babbelde over collega's op werk. Ik probeerde er iets van op te vangen door het suizen van mijn bloed heen.

Het moeilijkste moment voor mensen die aan agorafobie ofwel pleinvrees lijden is dat waarop de terugweg is afgesneden. Eerst zit je nog met een soort mentale vanglijn aan je vertrekpunt vast. Een kleine spurt en je bent terug bij af, veilig. Aan het einde kom je in het magnetisch veld van je bestemming. Ook daar is het betrekkelijk veilig. Maar ergens halverwege falen beide - de vanglijn houdt op, het magnetisme werkt nog niet. Je dobbert in de ruimte, reddeloos. 
'Ik kan dit niet,' herhaalde ik op dat punt. 
'Jawel, we zijn er bijna.'
'Bijna? Het is nog héél ver.'
Maar ik stapte alweer door, wat moest ik anders? Naar kikkers en vogeltjes kijkend en ritmisch ademend.

Inderdaad was het nog behoorlijk ver, want mijn vriendin is altijd optimistisch in het inschatten van tijd en afstand. Maar er gebeurde natuurlijk niks. Na het point of no return kwam de Braakmolen steeds een beetje dichterbij en na een minuut of tien stapte ik opgelucht het terrein van de uitspanning op.
Ik dronk een in Volendam gebrouwen tripel. Mijn vriendin at taart van wortel en noten. Uit een luidspreker klonken The Doors: When you're strange, no one remembers your name... Ik vroeg me hardop af of Jim Morrison soms Eichendorff gelezen had. In een van zijn bekendste gedichten, In der Fremde, heet het: Und keiner kennt mich noch hier. Als ik net als mijn romantische helden door de wereld wilde zwerven zou ik toch eerst eens met die pleinvrees moeten afrekenen.
Het minimuseum was charmant. Informatie over de Waterwolf, opgravingen uit de polder. Eén vertrek, meer niet. Perfect.
Inmiddels was er over die lange rechte weg een oldtimer met open dak komen aantuffen, glanzend in de zon. Hij stopte op een parkeerplaats vlak naast het museumpje. 
'Kom, nog een glas witte wijn, en dan durf ik de terugweg wel aan,' zei ik.
We dronken ons glas terwijl het zachtjes begon te regenen. 

Ergens halverwege het lange pad zwaaide ik met mijn armen en omvatte in een liefkozend gebaar de wijde hemel, waarin gakkend een vlucht ganzen passeerde. 'Mooi hoor, die ruimte,' zei ik. 'Ik wil voortaan elke keer door de polder wandelen.' Mijn vriendin lachte. 'We hadden gewoon met de auto kunnen gaan. Dat wist ik echt niet. Maar dan had je deze overwinning op jezelf moeten missen.'


Geen opmerkingen: