woensdag 14 juli 2021

VULKAAN


We zaten buiten op het terras en keken af en toe wantrouwig naar de lucht, maar afgezien van een enkel spatje bleef het droog. Ik bedacht dat dit mijn eerste feestje was sinds een jaar. Ook in de vorige zomer hadden we het zangseizoen met de traditionele koorborrel afgesloten, ook toen met de verwachting dat we elkaar in de herfst weer wekelijks zouden gaan zien.
Ik had er een beetje tegenop gezien, de pandemie heeft van mij een kluizenaar gemaakt, maar zodra ik het terras van het volkstuinpark was opgestapt nam mijn vertrouwde sociale alter-ego de zaken voor me waar en ik was verbaasd hoe gemakkelijk het weer was, praten met een hoop mensen tegelijk.
De stemming was opgewekt en laconiek. De een had genoten van de avondklok - heerlijk om bij iemand op bezoek te zijn en om half negen met een dwingend excuus naar huis te mogen gaan; de ander miste de rust van de lockdown, de wandelingen door de stille stad; een derde stelde vast dat hij bijna anderhalf jaar niet verkouden was geweest: dat eeuwige zoenen (drie keer) en handjesgeven, dat moest maar voorgoed tot het verleden behoren. Allemaal waren we berustend onzeker over de toekomst. Insj'Allah, deo volente, hopelijk, we gaan het zien - dat soort termen van voorbehoud doorspekten de voorzichtige speculaties over onze doorstart in september.

Thuis dacht ik dat het precies dat eeuwige voorbehoud was dat me zo nerveus maakt - ik ben niet in de wieg gelegd voor berusting en wil weten waar ik aan toe ben. Nu de razendsnel oprukkende delta-variant uit de hoge hoed is getoverd om de voorspelde 'mooie zomer' te bederven, lijkt opeens het optimistische vertrouwen in de vaccinaties ook minder groot. Om in de sfeer van De Jonges metaforen te blijven: het schip leek even recht-zo-die-gaat richting zon te varen, maar al te snel begon het weer te zwalken en volgens zwartkijkers zitten we nu op ramkoers. Het is makkelijk de schuld te geven aan de feestende massa's jongeren maar zo simpel ligt het natuurlijk niet. 'Er gaan gekke dingen dingen gebeuren,' zei de penningmeester van het koor een tijd geleden tegen me, toen de versoepelingen eraan kwamen. Misschien doelde hij daarmee op dit woeste dansen aan de rand van de vulkaan. Een dans die, dat moeten we niet vergeten, gesanctioneerd werd door onze bazen. Hou de hormonen maar eens tegen, als ze de kans krijgen om eindelijk weer eens los te gaan. Die vergeten alles en genieten volop van het moment, ook al betekent dat straf en terug naar af als de dans voorbij is.

Die nacht droomde ik dat we Kerst vierden bij goede vrienden. Maar, zo hoorden we, er waren ook andere mensen uitgenodigd. Algauw stroomde de kamer vol met vreemden. De familie en kennissen van onze vrienden kwamen de een na de ander binnen. En weer familie en kennissen van hen, in steeds grotere getale. Er waren de zonderlingste types bij, officials in een soort operette-uniformen met knickerbockers en epauletten. Er waren te weinig stoelen, het eten was razendsnel op en de wijnvoorraad slonk in een onrustbarend tempo. De sfeer was geprikkeld, het werd verstikkend benauwd in de warme kamer. Ik vluchtte de straat op.

Summer of love? De nieuwe roaring twenties? Men feest niet ongestraft na een lang isolement. 'Experts waarschuwen voor uitputting en overprikkeling als alles weer gewoon wordt' had ik ergens gelezen, al voor de dranghekken van het slot gingen en de meute uitzinnig naar buiten brak, ravend en huggend.
Die droom was mijn persoonlijke bewijs voor de geldigheid van die stelling.