dinsdag 28 juli 2020

BOMEN

Zelf had ik nog wat langer willen zwijgen. Maar mijn dierbare Vlaamse collega Vitalski spoorde me aan om niet te lang weg te blijven. Zelf blogt hij iedere dag, al zo'n veertien jaar. Vakantie of geen vakantie, iedere nacht post hij een miniatuur magazijn gevuld met dagboeknotities, foto's, vaste rubriekjes en nog veel meer. Voor de trouwe lezers een verslavend fenomeen.
Bloggen is makkelijker als je het dagelijks doet, ik weet het van de periode dat ik werkte als hulppostbode en van dat voor mij ongewone werk dagelijks verslag deed. Je zit in een flux, haakt moeiteloos aan bij het verhaal van de vorige dag; een stukje hoeft niet op zichzelf te staan, hoeft niet moeizaam geboetseerd te worden uit het niets; het kan een kleinigheidje zijn dat zijn bestaansrecht ontleent aan dat van gisteren, volgens het principe 'zwaan kleef aan': een estafette van woorden.
Maar waar moet ik beginnen, nu ik twee weken heb gezwegen?
Meestal begin ik na het zomerreces met mijn reisavonturen. Maar dat zijn maar heel kleine wederwaardigheden nu ik niet meer met mijn zigeunerwagen door de wereld kan of durf reizen. Een boerenmarkt in Vilsteren, een anderhalvemeterterrasje, een bezoekje aan een ambachtelijke bierbrouwerij, een wandelingetje over een landgoed. Ik kies op goed geluk een moment uit, in de hoop daarmee weer 'op stoot te geraken'.

Ik zat op het bordes van ons vakantiehuis. Dat huis ligt in een stil bos. Ik probeerde wat te mediteren om even tot mijzelf te komen na een nacht van diepe gesprekken met zoon en vriendin.
Misschien is het omdat wij zo druk waren geweest, maar plotseling viel me op hoe roerloos de bomen daar stonden. Grote dennen zijn dat. Ze wiegden aan de top heel lichtjes in de hoge wind maar vooral waren ze erg roerloos. De stammen strekten zich tot ver boven me uit en bewogen niet. Stonden daar alleen maar, ongetwijfeld al decennia, misschien zelfs eeuwen. Ze bestonden, die pijnbomen, zeker, maar gaven geen enkel blijk van dat bestaan. Ze zwegen. Alleen als er een specht op hun bast klopte maakten ze geluid. Zelf deden ze dat niet. Ze resoneerden mee met de wereld. Ik stelde me voor hoe het was als ze niet werden gadegeslagen door een man op een bordes - hoe het zou zijn als er niemand was om die bomen te zien. Waren ze er dan nog steeds? Als de wereld zichzelf niet ziet, is ze er dan nog?
Het was geen nieuwe, maar wel een bevreemdende gedachte. En ook een arrogante gedachte misschien, die uitging van de suprematie van de bewegende en denkende en pratende mens. Meestal vind ik bomen geruststellend om naar te kijken. Maar nu vond ik de zwijgende, roerloze aanwezigheid van dat stille leven enigszins beklemmend.
De bomen stonden mij iets te verwijten. Misschien dat ik niet, zoals ik me strikt had voorgenomen, bijtijds naar bed was gegaan om nog wat te lezen, en dat het integendeel drie uur geworden was die nacht, en dat we toch nog die laatste fles ambachtelijke wijn van de boerenmarkt hadden opengetrokken en soldaat hadden gemaakt, zomaar en terloops, zonder nog te proeven waarom die 12,50 had gekost.


Geen opmerkingen: