dinsdag 13 juni 2017

POLDERJAZZ

Twee jaar geleden zou ik al op de fair in Noordeinde opgetreden hebben. Maar dat ging toen niet door. Mijn eigen gebrek aan doortastendheid in het bekrachtigen van de vage afspraken was waarschijnlijk de oorzaak. Ik beloofde toen revanche.
Zondag was het zover. Net als de vorige keer had ik mijn gitaar meegenomen naar de polder, maar nu met de zekerheid dat ik haar ook echt uit het foedraal zou halen. Ik had mijn liedjes stevig gerepeteerd en was goed bij stem. De zon scheen, het was lekker warm. De stalletjes stonden al toen ik aankwam. Ik zette me naast dat van mijn vriendin, die zelfgemaakte mueslirepen verkocht, schoof mijn Panama wat naar achter op mijn hoofd, en wachtte af. Het beloofde een mooie middag te worden.
De man die over het geluid ging heette Bob Helsloot. Jazzpianist, lang haar en een leren hoed. Zou deze poldercowboy soms familie zijn van de melkboer uit de Rijnstraat, boven wiens winkel ik geboren ben? Een long shot, maar ik besloot het toch even te vragen, zo'n middag was het. Hij liet het snoertje waarmee hij stond te wriemelen los en keek me verrast aan. Zijn grootvader had inderdaad een melkzaak gehad, maar niet in de Rijnstraat. In de Bilderdijkstraat. En hij was de oprichter van Marcanti. Een kantine voor marktkooplui was dat oorspronkelijk geweest. Mar(kt)Canti(ne), het woord zei het al. Een hele meneer, met bolhoed, wandelstok en slobkousen en deftige manieren, deze Helsloot. Mijn Helsloot herinnerde ik me als een boerse man, met paarse handen van de kou waarin de zinken melkemmers vers moesten blijven, en lichte, doordringende ogen in een rood gezicht.
Hij had een hond, Bambi, een herder, waarmee ik als klein kind gespeeld schijn te hebben. We namen maar aan dat de beide Helsloten naaste familie waren. Bob ging verder met zijn snoertje en ik stemde mijn gitaar.
Er werd een parasol vastgemaakt aan de leuning van de brug waarop ons podiumpje was opgesteld. Zo zat ik even later bovenop een slootje mijn Napolitaanse liedjes te zingen, beschut tegen de felle zon. Een man iets verderop stak tijdens elke hoge noot zijn duim naar me op. Na afloop van mijn eerste optreden raakte ik met hem in gesprek. Amsterdammer, uit Purmerend. Hij zong zelf ook: 'Willy Alberti', op bruiloften partijen, hij had pasgeleden nog bij een crematie opgetreden. En wist ik hoe oud hij was? Drieëntachtig! Ik zette het verbaasde gezicht dat bij zo'n onthulling hoort en dacht aan de oom van concertorganisator Beniamino Cuomo, die me in Napels naar zijn leeftijd had laten raden. Ook die had het ottantatre met zoveel trots uitgesproken. Ik vroeg me af of ikzelf ooit nog eens zover zou komen dat ik de ouderdom als een verworvenheid zou beschouwen, in plaats van als een noodlottige aftakeling. 'Toen ik jong was, had ik een stem, zó groot, dat hij de muren brak!' had Beniamino's oom er nog aan toegevoegd met een weids armgebaar; mijn eigen zingen, dat hij vlak daarvoor nog warm had geprezen, daarmee onbedoeld kleinerend. De man uit Purmerend streek door zijn glad achterovergekamde haar, en tuurde door zijn zonnebril naar de fles polderbitter die hij zojuist in de loterij had gewonnen. Hij dronk niet, wilde ik die soms hebben? Ik bedankte, ik hield het liever bij witte wijn. Maar eerst moest ik nog een tweede keer het bruggetje op.
Toen ik er weer afkwam en met mijn gitaar wegliep arriveerde juist Hans Dulfer, die met zijn band de afsluiting van de middag zou verzorgen. 'Ben jij al klaar?' vroeg hij met een ondertoon van afkeuring en verwijt. Amsterdamse humor. Dulferjazz, met op gitaar de fenomenale Jerôme Hol, speelde de sterren van de hemel. Ik bleef tot het einde toe gefascineerd staan luisteren, hoewel ik niet van jazz houd. Een bizar en brutaal mengsel van stijlen, een geoliede machine van Tinguely, virtuoos, funky en speels. Daarna was er een bourgondisch buffet in het plaatselijke restaurant, De Kleine Haag. Er was een stevige wind opgestoken maar die weerhield me er niet van voor een tweede keer op te scheppen.



(Eerste en derde foto: Hans Koolhaas)



Naschrift: de volgende mail kreeg ik op 19 juni 2017 van Lennart Helsloot:

Beste Jan-Paul,

Leuk om op je blog te lezen over je ontmoeting met mijn neef Bob Helsloot.
Jouw melkboer Helsloot van Melkinrichting De Rijn is inderdaad familie. Deze Nicolaas Johannes Helsloot was een achterneef van mijn grootvader Nicolaas Wilhelmus Helsloot.
De familie Helsloot is van oudsher een familie van melkveehouders in Buitenveldert (o.a. omgeving huidige Stadionplein). Later begon men ook melkwinkels in Amsterdam, de melk werd vaak nog door de familie zelf geleverd.
Mijn betovergrootvader had rond 1900 zelfs nog koeien achter zijn winkel in de Derde Leliedwarsstraat.

Bijgaand een foto van Melkinrichting De Rijn

Met vriendelijke groet,

Lennart Helsloot

3 opmerkingen:

Hans Valk zei

Nooit eerder had ik van Jerôme Hol gehoord en je kwalificatie "fenomenaal" was voldoende om even op YouTube te gaan kijken.
Inderdaad; fenomenaal.

Hol laat ook nog 's zien dat, als je op een electrische gitaar een scala aan geluiden tot je beschikking wilt hebben, je eigenlijk niks anders nodig hebt dan een Stratocaster. Klinkt net zo makkelijk als een echte jazz-gitaar en, als dat nodig is, ook als de scheurende standaard rock-gitaar. Met hulp van de versterker, natuurlijk, maar toch.
Hendrix heeft dat overigens al vijftig jaar geleden laten zien (het gitaarwerk op 'Hey Joe' klinkt af en toe regelrecht jazzy), maar dat doet niks af van manier waarop Jerôme zijn Strat laat klinken. Volledige beheersing van het instrument en de toon daarvan

En Dulfer.. ja.. dat blijft gewoon de puntige kwajongen die hij altijd al was. Laat zich ook niet pesten door het feit dat ie al 77 is..

Jan-Paul van Spaendonck zei

Pedaaltjes, Hans, het toverdoosje met pedaaltjes!

Hans Valk zei

Of Hol pedaaltjes gebruikt weet ik niet, maar de Stratocaster heeft drie elementen en een vijfstandenschakelaar om daar allerlei combinaties mee te maken. Bovendien krijg ik niet de indruk dat het jazzy geluid dat Hol, op een paar video's die ik heb bekeken, weet te produceren, wordt bereikt met pedaaltjes.
Als je alleen het voorste element op een Strat gebruikt en een volledig clean versterkerkanaal, dan is het resultaat een bijna semi-acoustisch geluid.
Om een Strat ècht te laten scheuren, moet je inderdaad òf een bepaalde boost in het hoog- en/of middengebied hebben, of gewoon een kleine versterker voluit open draaien.
Maar het is juist dat gevoileerde soepele jazz-geluid van Hol dat ik zo mooi vind. Geproduceerd op een solid-body gitaar, zonder een klankkast van welke soort dan ook.