dinsdag 20 juni 2017

Een zomermiddag op een Vlaams kasteel

'Achter dit park moet het liggen,' grapte ik. We besloten koffie te drinken op een terrasje en de weg te vragen. En inderdaad, langs het park, rechtsaf, en dan zagen we het kasteel vanzelf.
We parkeerden de auto in de schaduw van oude bomen. Er was heel wat volk op de been. Zouden die allemaal op de expositie van onze vriend afkomen? In het kasteel, zo'n romantisch Vlaams slot van het soort waarin professor Barrabas woont, kwamen we op de eerste verdieping inderdaad in een expositieruimte terecht. Maar het bleek de eindexamententoonstelling van de Antwerpse kunstacademie te zijn. Noch hier, noch in de hoeve naast het kasteel waar we wat aten en dronken, had iemand ooit van ónze tentoonstelling gehoord. En het adres dat we opgekregen hadden leek niet te bestaan, de weg met het gezochte huisnummer 10 liep het kasteelpark in, liep dood en eindigde in een fietspad. Omdat het een mooi en koel park was liepen we nog een eind door. Als we hier dan toch waren konden we net zo goed wat toerisme bedrijven.
Aan het eind van het pad zag ik in de berm een auto met een Nederlands nummerbord. Even later kwamen we bij een groot wit huis, door een gracht omgeven, dat schemerde tussen de bomen. We hoorden geroezemoes. We belden aan, de toegangspoort zwaaide open en de eigenaar liep ons tegemoet, met onze vrienden achter zich aan. Dus dit was kasteel Withof!
We zetten ons aan een lange tafel op het bordes, onder een parasol. De lunch hadden we net gemist, afgekloven kippenbouten herinnerden ons daar plagerig aan. De muziek, verzorgd door een bekende jazzzangeres, vloeide net weg in een paar laatste arpeggio's. Maar er waren hapjes, er kwam nog een dessert, en in zilveren schalen dreven ijsblokjes en parelden flessen cava, pinot grigio en muscat.
Het huis, dat vanbuiten een sobere manoir had geleken, bleek een vorstelijke allure te bezitten. Zeventiende-eeuws. Marmeren vloeren en zuilen, gebeeldhouwde panelen en ander houtsnijwerk sierden de eerste verdieping, die door twee kunstenaars van de eigenaar werd gehuurd. Ertussendoor was de kunst van onze vriend duidelijk herkenbaar. Het bleek niet om een gewone expositie te gaan: kapitaalkrachtige en kooplustige gasten werden uitgenodigd en verwend om, verleid door eten en drinken, hopelijk met een sculptuurtje of een schilderij naar huis terug te keren.
We praatten wat met onze vrienden, we bekeken de kunst, het park, aten aardbeien met roomijs in een coulis. Een lange jongeman in smetteloos zomertenue ging achter de vleugel zitten en zong met welluidende bas een lied van Brel. Toen hij vervolgens de intro van Winterreise speelde haalde ik in een vermetele impuls diep adem en zong voluit mee, een, twee coupletten, bijna foutloos. In mijn rechterhand een glas uitstekende pinot en in mijn linkerhand een holle stengel witloof met roquefort en een framboos. Ik vroeg me af of ik me later voor dit moment zou schamen. Te laat: telefoontjes zwaaiden de lucht in, het zal wel op Facebook of Instagram zijn beland.
Daarna raakten we in gesprek. De jongeman bleek salons te houden in Antwerpen, waarop bevriende artiesten nieuw of oud werk aan elkaar voorspelen. We wisselden adresgegevens uit.
De kok had inmiddels een duik genomen in de slotvijver, en ik besloot zijn voorbeeld te volgen. De gastvrouw reikte me een handdoek. Even later zwom ik in mijn blote kont tussen de eenden. De vijver was groot en diep, het water was heerlijk. Vanaf het bordes in de verte klonken het tanende gelach en geroezemoes, de middag liep ten einde.
Toen we in de auto stapten bleek het al halfnegen te zijn. De middag was voorbijgevlogen in een feestelijke, luxueuze, zomerse zucht.

Geen opmerkingen: