dinsdag 5 juli 2016

UITSLAPEN

Als je te diep graaft kun je dingen naar de oppervlakte brengen die maar beter verborgen hadden kunnen blijven. Ik zeg dit niet als psychiater (die zouden de stelling waarschijnlijk niet onderschrijven) en ook niet als monsterkundige (voor hen is het een open deur), maar als kenner van mijn eigen ziel. En dan heb ik het over een graven dat onbewust gebeurt, tijdens de slaap. Te diep en te lang slapen in de ochtend, uitslapen dus, is gevaarlijk voor mij. Ik kom onder een bepaald ontspanningsniveau en beland in een negatieve inertie, waarin donkere dromen de alleenheerschappij krijgen. Wakker geworden uit zo'n sombere, meestal vormeloze droom, kost het me de grootste moeite om de sfeer daarvan te vergeten. In het beste geval is het als een nasmaak die lang blijft hangen, in het slechtste geval als een nevel die de hele dag aanwezig blijft en het licht van de dag omfloerst.
Preventief vroeg opstaan gaat meestal vanzelf. Rond acht uur word ik wakker, nog voor die laatste droomfase ingaat. Maar nu de seizoensdrukte bijna voorbij is en de zomer begonnen is, merk ik dat de adrenaline die zorgt voor een vroeg ontwaken niet meer zo vanzelfsprekend vloeit. De afgelopen dagen ben ik twee keer pas om halftien wakker geworden. De tweede keer dat het gebeurde was niet leuk. Douchen, koffie, wandelen, mediteren, werken - niets hielp meer om dat nare gevoel, die beklemming die ontstaan was tijdens de nanacht, van me af te schudden.
Waarom ik zo naar ontwaak uit een te lange slaap weet ik niet. Het doet er ook niet toe - waarom zou een mens tien uur willen slapen? Wel weet ik dat ik het risico erop moet vermijden.
In de kliniek waarin ik jaren geleden verbleef om af te rekenen met drankzucht en depressie had ik een verslavingsarts. Samen bespraken we, vlak voordat ik af zou zwaaien, wat mijn voornemens waren voor de toekomst. Het 'terugvalpreventieplan' heette dat. Het bestond uit een A4'tje vol groen, oranje en rood gemarkeerde motiverende zinnen en was geplastificeerd. Mijn antwoord verraste hem. 'Een wekker kopen'. Zo'n ouderwetse kolos van een wekker met een rinkelende bel. Hij schoot in de lach. Ik legde hem uit dat het gewekt worden om zeven uur me goed bevallen was, ik kon de dag, na een aanvankelijke huivering, veel beter aan.
De eerste keer dat ik hem weer zag, tijdens een 'terugkomdag', vroeg hij meteen: 'En, heb je al een wekker gekocht?'
Nee, moest ik hem antwoorden. Maar ik had toen poezen die me op een matineus uur wakker miauwden, en nu ik niet meer in een dagelijkse roes verkeerde kon ik daar niet langer doorheen slapen.
Mijn huidige poezen hebben het miauwen nog niet ontdekt. Als ik te laat opsta kronkelen ze zwijgend om mijn voeten, als twee warmbloedige, zwartharige slangen met witte pootjes, om die in de richting van de keuken te dwingen - struikelend en eerder vertraagd door hun motiverend gekronkel dan iets anders ga ik hun bakjes vullen. Wakker word ik meestal vanzelf rond de klok van acht, zoals ik zei. Op dagen dat ik vroeg op moet voor een afspraak schakel ik voor de zekerheid het alarm van mijn mobieltje in. Negen van de tien keer ben ik al wakker voor dat ding zijn digitale deuntje begint uit te braken.
Voor vandaag had ik het alarm ook ingeschakeld, hoewel ik nergens vroeg verwacht werd. Geen halftien meer voor mij. Om acht uur werd ik uit een diepe slaap losgescheurd door het infantiele muziekje. Saved by the bell. De katten keken verrast op toen ik de deur van de slaapkamer opende. Ik groette ze opgewekt.

Geen opmerkingen: