dinsdag 17 september 2013

BOLKNAK


Open Monumentendag. We parkeerden de auto in Oost en liepen vanaf de Mauritskade de binnenstad in. Omdat dat voor mij een ongewone invalshoek is (ik benader de stad altijd vanuit Zuid) leek alles anders. Straten, grachten en pleinen doken op onverwachte momenten op en ontlokten een verrast kreetje van herkenning. Hé, het Thorbeckeplein! Wat doet dat hier?
Het was een dag tussen twee seizoenen in. Grote woeste wolken werden flink aangelicht, soms ruiste er een vlaag regen door de bomen, die hier en daar al wat geel hadden. Het was nog warm in de zon, maar als die verdween en de wind opstak huiverde ik in mijn hoodie. De stad was gevuld met wandelaars. De gemiddelde leeftijd was hoger dan anders. Overal stonden mensen net als wij met een kaartje in de hand naar de gevels omhoog te kijken. Stadspaleizen die op gewone dagen gesloten façades waren waarlangs het verkeer raasde hadden hun deuren geopend en vertoonden hun eeuwenoude geheimen. Van de weeromstuit keek ik ook met frisse ogen naar classicistische brugornamenten en andere straatopsmuk waar je normaal achteloos aan voorbijgaat, en vond mijn stad mooi.
In de Nieuwe Kerkstraat gluurden we even om de hoek van verpleeghuis de Wittenberg en voor we het wisten waren we binnen gelokt door een vrijwillige suppoost en hoorden de geschiedenis aan van de voormalige Lutheraanse diaconie, terwijl onze voeten door dikke Perzen waadden. De grond waarop het monument staat was destijds door de gemeente belangeloos ter beschikking gesteld omdat prestigieuze nieuwbouw de verpauperde buurt zou kunnen verheffen die door louche kroegen en bordelen werd ontsierd; de geschiedenis herhaalt zich - iets dergelijks gebeurt nu op de Wallen.
We staken de Amstel over. Voor de ambtswoning van de burgemeester vonden we de rij te lang. Die moest maar wachten tot Van der Laan ons een keer persoonlijk zou uitnodigen.
Op de Keizersgracht stond het Geelvinck Hinlopen Huis op het verlanglijstje. De entree in het voormalig koetshuis leidde naar een grote fonteintuin, een klein ingesloten stadsparkje feitelijk, waarachter het eigenlijke paleisje lag, een oase van glanzende, voorname rust, dat naast een expositie over de slavernij een collectie historische piano’s herbergde. Voor we die mochten bekijken werden we staande gehouden door een strenge dame die haar verhaal kwijt moest over de familiegeschiedenis. De heer Geelvinck was er zo een die schatrijk geworden was met het gulzig uitzuigen van de koloniën. Terwijl ze sprak dwaalde mijn blik over een uitstalling van nostalgische producten die met die handel te maken hadden: koffie, thee, cacao en tabak. In een delfts blauwe tabakspot lag een berg sigaartjes, elk in cellofaan verpakt. Ik nam er een uit om het merk te bekijken. Ritmeester, een klein bolknakje. Ik wilde het dingetje terugleggen maar ergens halverwege sloot mijn hand er zich als vanzelf omheen. Ach, wie miste in zo’n berg één enkel sigaartje. Al die lang verdwenen of vergeten merken (Blooker’s Cacao- en Chocoladefabrieken!) hadden me doen denken aan mijn opa en oma, en vooral aan mijn Oom Jo, die normaal senoritas van Willem II rookte maar zich op feestdagen graag een bolknak liet smaken – kinderlijke genoegens!
Even later zaten we in rieten stoelen aan het water van de gracht. Ik blies met welbehagen wolken van mijn zoetige, ouderwets gematteerde sigaar de herfstige lucht in, en keek welwillend naar al die passerende grijze koppen. Die hadden vroeger vast ook wel eens een appeltje bij de groenteboer gejat.

Geen opmerkingen: