vrijdag 23 augustus 2013
TUNNEL
De laatste dag van onze Bretonse week was aangebroken. Ik wist dat mijn vriendin nog iets groots wilde ondernemen. Zelf deed ik het liever rustig aan, maar ik wilde geen strijd. Gelukkig waren de weergoden me gunstig gezind: een lauwe motregen viel uit een effen grijze hemel.
Het is me vaker opgevallen dat je het op vakantie in de eerste instantie ver zoekt om pas later je directe omgeving eens goed te bekijken. Op weg naar de glasbak, de laatste morgen, ontdek je opeens wat een verdomd mooi kapelletje er pal onder je neus ligt, als je dat ene bramenpaadje inslaat dat je de hele week hebt genegeerd.
Zo ging het ook nu. Het gehucht Trégrom dat we slechts op doortocht naar de Intermarché hadden gezien bleek een prachtige kerk te hebben, vroeg Gotisch, bemost en verlaten. Ik kreeg spontaan de lust in een lied en was verrukt om de klank. Als uitlopende room verspreidden de tonen van Schuberts Der Kreuzzug zich over de ruimte. De mottige heiligen keken welwillend toe.
We wandelden langs een dalend pad naar de rivier en passeerden een paar oerlelijke huizen van het soort dat boeren modern en dus mooi vinden. Voor we het lokkende bos in verdwenen werden we verbaasd aangestaard door een drietal paarden, hun koppen draaiden synchroon met ons mee. Achter de bomen slingerde een krinkelende beek. La plage de Trégrom, meldde een bord. Inderdaad stond er een picknicktafel op het gras. Een fel gekleurde vlinder streek neer op een distel. Ik nam een foto om hem thuis te googelen. Een blauwe lichtflits scheerde over het water: een ijsvogel.
Rechts van ons zagen we een donkere poort onder een natuurstenen viaduct, waarin de rivier, de Tréguer, ruisend verdween. De oude spoorlijn naar Brest liep er vroeger over, leerden we later. Omdat het heviger begon te regenen liepen we het smalle pad onder de brug in.
Vroeger had ik een heilige vrees voor tunnels. In de San Bernardo moest ik het volume van de cd-speler op 12 zetten en keihard meezingen met Van Morrison om een oprispende paniek de baas te blijven. Ondertussen volgde ik de kilometerteller gespannen.
‘My brown eyed girl!’
13.
‘Shalalalalalala, lalalala!’
14.
‘My brown eyed girl….’
14.5
‘SHALALALALA!’
Met tunnelvrees heb ik net als met de angst voor open vlaktes goeddeels afgerekend nu de fles mijn zenuwen niet meer op scherp zet en ik liep dan ook zonder erbij na te denken mijn familie achterna. Maar op één derde van het traject kwam het ongemak toch weer opzetten. Ik zag de lichte opening achter me kleiner worden, terwijl die aan het andere eind nauwelijks groter werd. Ik voelde de dreiging van het Witte de With-effect. In die troosteloze straat in Amsterdam Oud-West komt er een moment dat je wegens een flauwe bocht noch het begin, noch het einde kunt zien en je gevangen waant in een grauwe val. Ik keerde op mijn schreden terug.
Terwijl ik zag hoe de vreesloze poppetjes verderop het eind van de tunnel naderden zette ik een lied in. Niet om de angst te overwinnen, maar om te kijken of het hier net zo goed klonk als in de kerk.
Mijn oudste dochter, die bij me was gebleven, drukte op de opnametoets van haar fototoestel.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
2 opmerkingen:
oh ja, de withe de withstraat, als kind wilde ik NIET verder lopen, mijn vader tilde mij dan op zijn schouders
Aandoenlijk, en begrijpelijk! Dappere vader....
Een reactie posten