dinsdag 20 augustus 2013

BREIZH


Toen ik zo’n twintig jaar geleden voor het eerst naar Bretagne ging zocht ik er vooral de sporen van de Kelten. Ik heb nooit kunnen kiezen of ik nu eigenlijk een Kelt of een Italiaan ben, en op dat moment smachtte mijn ziel na een hevig mediterrane periode naar de duistere romantiek van de Ieren. Ierland vonden we te ver en te duur met kleine kinderen, dus leek Bretagne een goede tweede keus: daar moest ook nog een hardnekkig restje Keltendom bestaan, getuige de even heroïsche als onbegrijpelijke liederen van de harpspeler Alan Stivell die ik in mijn middelbare schooltijd fonetisch had meezongen.
Om goed bewapend ten strijde te trekken kocht ik een boekje Le Breton sans peine. Wekenlang worstelde ik me door de wonderlijke grammatica van de laatste Keltische taal van het Europese vasteland heen. ‘Ur mell pezh gwerennad bier fresk’, zei ik tegen mijn vrouw als ze vroeg of ik iets wilde drinken, ‘een enorm glas koud bier’. Al op één derde van het lesboekje bleek dat geruststellend veel oefenzinnetjes over drank gingen. Die Bretons moesten dus wel echte Kelten zijn.
We kwamen aan bij het huis dat we gehuurd hadden nabij Plougastel-Daoulas. De eigenaresse was kersen aan het plukken in de boomgaard. Ik verzamelde al mijn moed en zei vriendelijk: 'An amzer zo braw, hiziw'. Mooi weer vandaag. Ze keek me aan alsof ik gek was. Toen verscheen er een lichtje in haar ogen. Ze begon te lachen en riep haar man erbij. 'Il parle le Breton mieux que nous!' schaterde ze, ‘hij spreekt beter Bretons dan wij!’ Ze vertelde dat ze het in haar jeugd nog wel gesproken had, dat Bretons, maar ze was met een Franstalige boer getrouwd en had elke kennis ervan verloren. Tenminste, dat dacht ze. Want in de loop van ons verblijf flikkerden vonkjes uit haar kindertijd weer op, en toen de oogstmachines 's nachts bij de erwtenpluk wel voor erg veel herrie hadden gezorgd, verontschuldigde ze zich de volgende morgen: 'Trouz ban noz', ‘lawaai vannacht’. Dat kon ik nog wel verstaan. Al wist ik niet dat 'trouz' op 'noz' rijmde. Allebei met een 'oe'. Dat leer je uit de boekjes niet.

Dit jaar was ik minder ambitieus. De Kelt en de Italiaan in mij zijn met de jaren versmolten tot één persoon, en dwepen met de Keltische cultuur doe ik allang niet meer. Veel van de charme daarvan is gebaseerd op drank en vluchtdrang: in roezige fantasie ontsnapte de Kelt aan de eeuwenlange armoede van aardappeleters en de geestelijke oppressie door kerk en staat. We gingen deze keer naar Bretagne omdat het er mooi is, de mensen er aardig zijn en er genoeg te beleven valt. Menhirs, gothische kerken, woeste zeeschappen. En bovenal zochten we er rust.
Na een rondreis door het Noorden en een paar dagen in de kathedralenstad Rouaan bereikten we het gehucht Trégrom waar we een huis hadden gehuurd, een boerenhuis, net als toen. Het lag verscholen in het groene en glooiende land, dat door een kronkelende wirwar van holle weggetjes doorsneden werd. De avondstilte was er indrukwekkend.
Langzaam aan tijdens die week gloeide mijn Keltische liefde weer op, en ik betreurde het dat ik zo nonchalant ingepakt had. Wat moest ik hier met een Italiaanse vertaling van Simenon? Waar waren mijn cd’s van Tri Yann en Alan Stivell? Waar was mijn lesboekje? Op vijftien augustus, Maria Hemelvaart, bezochten we de nabije stad Guingamp. Ik parkeerde de auto op de stoep want het was er onverwacht druk, alle parkeerplaatsen waren vol. Al gauw merkten we oorzaak van al dat volk. In de verte klonk een doedelzak. We schaarden ons bij de menigte die op een groot plein verzameld was en zagen een stoet voorbijtrekken van folkloristische groepen uit alle windstreken van Bretagne. Er waren vrolijke groepjes bij, mannen, vrouwen en kinderen als porseleinen poppetjes die hoofse dansen uitvoerden op de keien, door fiedel en trekzak begeleid, maar het mooist waren de bagad: marcherende orkesten van doedelzakken, schalmeien en trommels. De in somber zwart geklede mannen keken nors voor zich uit. Het zweet stond op hun voorhoofd. De lege kwint van de biniou verzadigde de zomerlucht, de bombardes kwetterden er snerpend hun pentatonische motiefjes bovenuit. De tranen sprongen me in de ogen. Zo had ik het bedoeld.
Op de laatste dag raakten we in gesprek met de boer. Het motregende. We spraken over La Bretagne, haar cultuur en haar tradities. Onze huiseigenaar had een gezicht als een verschrompeld appeltje waarin de oogjes nieuwsgierig glinsterden. Ik rakelde mijn verhaal over mijn mislukte zoektocht naar het levende Bretons nog maar eens op. Sprak hij toevallig Bretons?
Jazeker. Frans had hij pas op school leren spreken. Thuis met zijn vrouw was het niet anders dan Bretons. ‘An amzer zo braw,’ herinnerde ik me, plotseling weemoedig. Hij knikte waarderend, keek naar de lucht en verbeterde: ‘An amzer zo n’eo ket braw, hiziw’. Géén mooi weer vandaag.
Het is bekend, maar het went nooit: je vindt de dingen pas als je er niet meer naar zoekt.

5 opmerkingen:

Peter Boonstra zei

Bomm saludiñ ha degemer a reer gantañ p'en em gav unan bennak

Peter B

Jan-Paul van Spaendonck zei

Dank je! (Denk ik....)

Peter Boonstra zei

vrij vertaald:
'een welkomsgroet voor de teruggekeerde reiziger'

Hans Valk zei

Dat is nou óók toevallig, Rookzanger! Wij bevonden ons tussen 4 en 11 augustus eveneens in Bretagne. We bivakkeerden nabij Audierne. Het was opvallend goed weer, hoewel het bij vertrek ook motregende.
Wat betreft je ervaringen: het zou best eens kunnen zijn dat de belangstelling voor de Bretonse tradities in de afgelopen tientallen jaren sterk is toegenomen. Misschien was het er gewoon minder, toen je ernaar zocht.
In de jaren '80 kwam ik voor het eerst in Breizh. Ik merkte toen ook weinig van doedelzakken en andere folklore. Nu, in Audierne, was er van alles te doen waarbij vooral de Bretonse muziektraditie uitgebreid aan de orde kwam.
Wat wel opvalt is dat de zone langs de kust steeds verder wordt volgebouwd met zielloze vakantiewoningen, die evengoed het formaat van villa's hebben. Het gebied buiten de dorpskernen verliest daardoor veel van z'n oorspronkelijke karakter.
Maar de zee en de prachtige riviermonden blijven trekken. Ik hoop daar ooit nog eens met Das Boot langs te gaan..

Jan-Paul van Spaendonck zei

Ja, voor die toeristisering van de kust was ik al bang: op de huisjessites zag ik veel te veel lelijke herrie, reden waarom we een beetje landinwaarts terecht kwamen. Destijds was het er redelijk rustig en authentiek; vooral Britse en Franse toeristen met geld, hier en daar een wit zomerhuisje tussen de landinwaarts gebogen bomen. En wat betreft die opgeleefde interesse in de eigen cultuur - dat is zeker waar. Bretons wordt tegenwoordig op school gedoceerd, evenals de typisch Bretonse 'kan ha diskan', een soort beurtzang. Eigenlijk net als in Ierland, waar het Ierse gaelic ook kunstmatig in leven wordt gehouden. Want ironisch genoeg, zodra ze het op scholen gaan onderwijzen, is het eigenlijk al te laat - dat wil zeggen dat het niet meer gesproken wordt. De kinderen van mijn boer konden het wél lezen (de boer niet), maar spreken, ho maar. Er is trouwens ook Breizh Cola in de Intermarché, dus met de Bretonse eigenheid zit het wel goed.