vrijdag 13 september 2024

Voorheen Rookzangers Notitieblog (56)


Het overkomt me vaak als ik door het park loop. In het begin is de omgeving me genoeg. Ik kijk goed om me heen, haal diep adem, stap lekker voort. Maar na een tijd (een uur?) begint mijn eerst nog vage dagdromen zich te hechten aan een bepaald onderwerp. Meestal een herinnering. En die onschuldige evocatie van iets uit het verleden verandert al snel in een ordening. De herinnering wordt in zijn temporele verband geplaatst. Wanneer was het precies? Vervolgens ga ik lijstjes maken. Hoeveel andere, vergelijkbare ervaringen zijn er geweest? 
Een voorbeeld. Ik herinner me, door de een of andere aanleiding of associatie, een uitje met Pasen, een tweedaags verblijf in een hotel in de Limburgse heuvels. Dan ga ik tellen. Welke andere uitjes hebben we in dat jaar gemaakt? Ik roep ze een voor een op, zie ze weer voor me, en kom tot de conclusie dat het er zes waren. Ik knik tevreden. Duidelijk. Maar al verder lopend neem ik het lijstje nog eens door en tel opnieuw. Voor de zekerheid.
Vanochtend zag ik het me weer doen, ik weet niet eens meer wat het onderwerp was. Eerst genoot ik van de mooie, koele septemberdag, zonder meer. Toen was die mooie septemberdag niet meer genoeg en kwam het geheugen aanzetten met eerdere mooie septemberdagen. Vervolgens voegde zich mijn innerlijke commentator erbij. Gevolgd door de boekhouder en archivaris.
Misschien wel voor het eerst viel het me op hoe dwangmatig dit catalogiseren van mijn ervaringen is. Het is een gedachtespelletje, gespeeld met de bedoeling dat ik me lekker voel in mijn hoofd, en als zodanig onschuldig genoeg. Maar de stap naar het tellen van de stoeptegels waarover je loopt (alleen even, of alleen oneven) of andere compulsieve handelingen, is maar heel klein. Weleens een normaal mens ontmoet? En? Beviel het?

                                                                       *

Vroeger hield ik een speciaal blog bij voor mijn concertagenda. Ik had onlangs de stekker uit mijn website getrokken en dit leek me een goed alternatief. Heel veel te melden was er toen ook al niet meer, de hoogtijdagen van Voorheen Rookzanger Het Podiumbeest waren reeds lang voorbij, en wegens gebrek aan content stierf het blogje een vroege dood. Ik had immers genoeg andere gelegenheid om reclame te maken. Facebook, mijn reguliere blog. 
Het bleek prima te werken. Eens in de zoveel tijd besteed ik mijn kolommen hier niet aan literariteiten, overpeinzingen, opinies en impressies maar aan PR.

Binnenkort verschijnt alsnog mijn vertaling van Rückerts Kindertotenlieder. Jaap Schipper en zijn Statenhofpers zullen er een prachtig boekje van maken, ik houd u op de hoogte.

Het programma Wat geweest is, is geweest, een ode aan Boudewijn de Groot en Lennaert Nijgh, gaat dit seizoen in reprise. Dit zijn de data:

Zondagmiddag 20 oktober: Theaterkerk Wadway
Zondagmiddag 28 oktober: Stompe Toren, Spaarnwoude (uitverkocht)
Zondagmiddag 1 december: Cultuurkoepel Heiloo (uitverkocht)
Zaterdagavond 14 december: Midwinterfeest De Rijp (In 't Houten Huis, 18.00-18-30, 19.00-19.30)


zondag 8 september 2024

BIEB


Mijn vriendin heeft de folders bestudeerd en een programma uitgestippeld. In Saint-Mihiel (spreek uit misjèl), een mooi stadje aan de Maas, centrum van een verder lege en groene streek, willen we eerst de Saint-Étienne bekijken. Bijna alle kerken en kathedralen hier in Lotharingen, van Metz tot Toul, heten zo. Blijkbaar was de eerste martelaar van het christendom erg populair. Dan is de abdijkerk Saint-Michel aan de beurt. Er zijn twee mooie walnoothouten beelden (16e eeuw) van de lokale beroemdheid Ligier Richier maar verder is de kerk in belabberde staat. Er wordt met man en macht gewerkt om het verval door vochtschade te keren.

Aan de overkant van de abdij ligt onze hoofdattractie van vanmorgen, de Benedictijnse Bibliotheek. We gaan naar binnen, betalen, en horen dat er een rondleiding is die over tien minuten begint. Ondertussen mogen we een expositie over de Slag bij Saint-Mihiel van 1918 bekijken. Een paar minuten later word ik door de gids, dezelfde man die ons de kaartjes had verkocht, uit een gesimuleerde loopgraaf weggeroepen. Hij gaat ons voor, beent driftig een paar monumentale trappen op en 
brengt ons eerst naar de Antichambre, een voorvertrek van de bibliotheek, waar de monniken hun archief hadden. Na een algemene beschouwing over de zaal neemt hij alle sculpturen van het plafond een voor een door, engeltjes, een walvis, zeemeerminnen, putti, exotische dieren, en legt uit met welke allegorieën we hier te maken hebben. We zijn inmiddels een kwartier verder. Eindelijk gaat knarsend de deur naar de bibliotheek open. We vergapen ons aan een hoge, vele tientallen meters diepe zaal met wanden vol boeken. Maar helaas, er hangt een koord voor en dat gaat niet los. Het vocht van onze adem kan de kwetsbare boeken schade doen. Ik kijk om me heen. Vijf mensen. Een immense zaal. Overdreven prudentie, lijkt me. Zo staan we, in plaats van door die indrukwekkende boekenhal te dolen, in het voorportaal te luisteren naar wat de gids ons over die hal vertelt.
Het is een kleine magere man met fletse ogen achter een stalen bril en een vlassnorretje. Hij praat tot hij geen lucht meer heeft, haalt dan snel zo diep mogelijk adem en gaat meteen met verdubbelde vaart verder. De laatste woorden van elke ademtocht zijn wegens luchtgebrek onverstaanbaar. In het begin probeer ik hem te volgen maar al gauw moet ik het opgeven. Ik laat me drijven op zijn woordenstroom en staar verlangend naar het schemerige einde van de zaal. Nu en dan vang ik iets op wat me van belang schijnt, en dan kijk ik de gids even oplettend aan.
Na algemene inleidingen en beschouwingen over de geschiedenis en de betekenis van de collectie is hij aan een voorbeeld toe. Op een scherm verschijnt een incunabel. Met de muis van zijn laptop bladert hij erin. De Franse helft van zijn gehoor, twee jonge wandelaars met rugtasjes, witten kousen en sportschoenen, stelt nu en dan een vraag, wat hem brandstof oplevert voor nog meer ademloze retoriek. Na het eerste boek volgt een tweede. De sportieve Fransman is inmiddels gaan zitten op een van de stoelen die daar, blijkt nu, niet voor niets staan.
Halverwege het derde boek, we zijn inmiddels een uur verder, gaat ook mijn stoere vriendin even zitten. Het boek in kwestie is een graduale romanum, een verzameling gregoriaanse gezangen. Ik stap even uit mijn stoïcijnse bushalte-stand en neurie de noten die ik op het scherm zie. Een roep om aandacht, ik weet het, ik ben al te lang een doofstomme en anonieme toehoorder. De hoofden draaien verrast mijn kant op en ik leg kort uit wat voor werk ik doe. Lachend wordt vastgesteld dat ik de volgende keer maar een concertje moet geven. De ademloze gids kijkt op zijn telefoon. Tijd om af te ronden. Wij kijken elkaar met discrete opluchting aan. Even later staan we buiten. Mijn vriendin begint een gesprekje met de Fransen. Ongeduldig wacht ik tot het klaar is.
Het is 32 graden. Ik ga haar voor het stadje in. Op een rustig pleintje staan tafeltjes gedekt onder de platanen. We gaan zitten, we zijn de eersten, een vrouw groet ons en brengt het menu. Al snel zien we dat het hier een Bretons pannenkoekenrestaurant is. We aarzelen. In galettes hebben we geen trek maar het is zo onbeleefd om nu weg te lopen.
Maar het geduldig luisteren naar een rondleiding die eigenlijk een lezing was heeft iets rebels in me wakker gemaakt. Ik loop snel de bar in en zeg eerlijk dat we iets anders willen eten. En u heeft alleen maar pannenkoeken. Desolée, zegt de vrouw lachend. Ik zeg op mijn beurt sorry. Even goede vrienden. Aan de hoofdstraat is een brasserie. Op het beschaduwde terras wordt al flink gegeten. Er is een tafeltje vrij. Ik bestel een menu du jour en een kan koele rosé en even later is de rugpijnverwekkende lezing in onbegrepen Frans een mooie vakantieherinnering geworden. 


vrijdag 6 september 2024

ROETSJBAAN


Na een bovengemiddeld gulzige zomer was het de hoogste tijd om op de rem te trappen. Ik maakte mezelf wijs dat ik zin had in soberheid en begon afgelopen maandag aan een frisse week van net iets meer dan water en brood: een paar weken geen alcohol, mager en gerantsoeneerd eten. Want oh, de magret de canard uit Metz en de Luxemburgse Poire Williams hadden me vetgemest en geflambeerd. Ik voelde me als de gebraden zwaan uit de Carmina Burana. Er moest een nieuw regime komen. 
Meestal zijn de eerste dagen na de vakantie ondanks dit soort draconische maatregelen teleurstellend landerig. Het nieuwe elan is niet meteen gevonden. Het plotselinge gebrek aan calorieën en prikkels maakt sloom. Als die tijdspanne van terugslag eenmaal lijdzaam is doorleefd en er voorzichtig nieuwe energie ontstaat blijkt er, met wat geluk, toch een positief verschil te zijn met de periode vóór de vakantie. Het reizen heeft goed gedaan en je bekijkt de dagelijkse routine met een verruimde blik, pakt dingen nét iets anders aan, probeert eens wat nieuws. 

Of het dit jaar ook zo zal gaan weet ik op het moment van schrijven nog niet. Voor we op reis gingen had ik te kampen met een zomerse verveling. Alles werd té stil om me heen, er was te weinig te doen, en het wandelen, luieren en lezen hing me de keel uit. In groter verband heb ik al een tijd, feitelijk al sinds ik mijn AOW krijg, hoe fijn dat ook is, last van een gevoel van doelloosheid. Wat nog te doen in het leven? Stel dat ik het geluk heb om gezond te blijven, hoe voorkom ik dan dat de tijd steeds sneller en sneller gaat, nog sneller zelfs dan nu, en dat ik in een roetsjbaan op het einde afglijd? Hoe rem ik dat glijden af, hoe kan ik eindelijk eens leren me te focussen op wat ik nu heb, en niet steeds vooruit (naar het einde van de glijbaan) en achterwaarts (naar het snel uit het zicht verdwijnende beginpunt) te kijken?
Ik weet dat er maar één manier is - afgezien van de nihilistische manier van heilige heremieten en zenmeesters - om vast verankerd in het heden te leven. Dat is: volledig opgaan in iets wat je bezighoudt. Zolang je werkelijk gegrepen bent door wat je onderneemt kijk je niet verder de toekomst in dan elke volgende stap in dat project. De gapende woestenij verderop is een abstractie.
En juist daaraan schort het me. Bijna alles wat ik doe heb ik al eens, nee, al heel vaak, gedaan. Mijn laatste grote nieuwe "project" was het leren bespelen van de luit. Inmiddels is dat luitspelen tot een aangename dagelijkse bezigheid geworden, zoals wandelen, mediteren of het kijken naar de herhalingen van Flikken Maastricht. Een lauw plezier. De uitdaging is weg, want ik heb na twee jaar hard studeren bereikt wat ik wilde. Ik ben een gevorderd amateur op mijn zevenkorige renaissanceluit. Ik wil er nadrukkelijk niet de bühne mee op dus verder studeren heeft niet zoveel zin, behalve om nog wat meer plezier uit mijn dagelijkse tokkelsessies te puren.
Ik zal geduldig moeten wachten of, en wanneer, er weer nieuwe inspiratie komt. Vroeger had ik daar altijd wel vertrouwen in, mijn fascinaties volgden elkaar onvoorspelbaar qua aard en frequentie maar toch betrouwbaar op - maar gaat het ook zo als je oud wordt? Is de bron niet een keer opgedroogd?

Deze week zag ik een documentaire over Nick Schilder. Na het aangekondigde uiteenvallen van zijn duo Nick & Simon was hij met grote voortvarendheid en met koele berekening een solocarrière begonnen. In het Engels, en in een heel andere stijl dan die van zijn samenwerking met jeugdvriend Simon Keizer. Hij wilde niet in een gat vallen na al die jaren van succes maar ook niet met meer-van-hetzelfde-minus-zijn-partner aankomen. Het was een geheel nieuw traject waarin hij zich als een echte workaholic vastbeet. Terwijl de afscheidsconcerten van N & S nog in volle gang waren oriënteerde hij zich leergierig op het gebruik van elektronica in een hippe Londense studio.
Ik begreep dat allemaal met mijn verstand heel goed maar kon me er gevoelsmatig weinig bij voorstellen. Voor mij is alles wat ik doe op het gebied van de kunsten (en eigenlijk ook daarbuiten) ingegeven door liefde. Ik aarzel het uitgewrongen woord passie te gebruiken. Ik zag de sympathieke, nerveus hakkelende Nick in de weer met zijn nieuwe liedjes, met een hipsterbaard en opgeschoren slapen die niet helemaal strookten met zijn cleane Volendamse uiterlijk, en twijfelde. Moest ik soms ook, met dezelfde cerebrale calculatie, een nieuw project verzinnen? Niet wachten op wellicht uitblijvende inspiratie, en me op ongeacht wát storten, werk omwille van het werk?
Ik houd het nog even in beraad. Voor bezigheidstherapie ben ik nog iets te jong. Als de verveling blijft en te veel gaat kwellen kan ik altijd nog vrijwilliger in het Vondelpark worden. Tot die tijd hoop ik op een hernieuwd enthousiasme. De zomer loopt ten einde. De landerigheid van de eerste vier dagen hongeren lijkt voorbij. Wie weet kom ik al snel met een antwoord.