dinsdag 15 oktober 2019

Mijn leven volgens Tull

Sinds ik afgelopen vrijdag schreef over de Britse band Jethro Tull, waaraan ik in de herfst altijd veel moet denken, spookt me een zin door het hoofd. 'Plotseling hoorde Tull bij het verleden.' Maar waar kwam die zin vandaan? Hij was te poëtisch of literair om uit een brief te komen, het moest een citaat uit een verhaaltje of opstel zijn. Ik bladerde in de brochure die Robert Eksteen en ik in 1989 uitgaven: Het Eenmalige Tijdschrift nr. 2: Jethro Tull. Daarin stond wel een poëtisch 'fragment in een schoolschrift gevonden' met jeugdherinneringen die aan de muziek van Tull gekoppeld zijn, maar de betreffende regel kwam daar niet in voor.
Vanochtend besloot ik dat andere blaadje eens in te zien, van een paar jaar later: Complexe Rock 1969-1979, eveneens een aflevering van het 'eenmalige' tijdschrift. (Zie: Blaadjes).

Ik pakte het uit de kast en sloeg het open. Er klonk een luid gekras. Ik keek even op. Een forse kraai streek neer op de verdorrende boom in de binnentuinen. Het regende niet meer, er was zelfs wat blauw gemengd door het ochtendgrijs. En ja, daar was hij, de zin die me al dagen achtervolgde. In een stuk met de titel: Mijn leven volgens Tull, waarin ik mijn jonge jaren dichterlijk samenvatte aan de hand van de albums van de band.

'... (1979) Op een morgen toen ik wakker werd wist ik al voordat ik het zag, dat een dikke grijze mist de wereld bedekte. Het was alsof je de zee naderde en haar aanwezigheid al voelde voordat je uit de duinen kwam. Iets met de geuren en geluiden. Ik aarzelde met aan de slag te gaan en was op mijn gemak aan het brevieren in mijn lievelingsboeken, terwijl ik een matineuze Chesterfield rookte bij mijn koffie. Toen zei de radio: 'En nu gaan we verder met de dagprimeur: Jethro Tull's nieuwe album Stormwatch.' Een klagelijke fluit uit de Hooglanden blies de kamer in en een oude betovering nam me zachtjes bij de hand, en nam me mee terug naar de dagen van weleer. Plotseling hoorde Tull bij het verleden.'

Ik weet nog welk nummer het was: North Sea Oil. Wat me verbaast is dat ik naar de radio luisterde in die tijd. Waarschijnlijk om de stemmen niet te horen van onze huisbaas en zijn dochter, die onder ons bovenwoninkje hun kantoor hadden. Ze kwamen soms over de binnentrap omhoog om op de vliering naar paperassen te zoeken. Ik kende die mensen goed maar ik vond hun nabijheid toch bedreigend. De publieke omroep, een licht verteerbaar mengsel van praatjes en muziek, fungeerde als gordijn tussen mijn kwetsbare ochtendstemming en de buitenwereld. Kan het Tosca Hoogduin geweest zijn? Die naam schiet me te binnen als ik aan die morgen denk. Het stuk is ondertekend met mijn nom de plume Fons Bosman. Hij maakt nog weleens een scheurkalender voor me.


Geen opmerkingen: