Een kevertje
had bijna mijn romantische herfstreis bedorven.
En hij begon
zo goed! De eerste dag gingen we pas laat op weg en we hadden geen zin om veel
te rijden. We besloten om ons einddoel uit te stellen en in Bad Bentheim een tussenstop te maken. Volkomen onverwacht kwam ik, op een steenworp afstand van het mij zo vertrouwde Twente, in een gedroomd Buitenland terecht. Een opgeblazen versie van Slot Bommelstein hurkte op donker glimmende rots, straten klommen en daalden er omheen, gele bladeren dwarrelden neer in de
avondnevel, uit lantaarns straalde een warm licht, het motregende, overal gorgelde en ruiste het in de goten. Ik kan
er nooit meer naar terug want dat kan alleen maar tegenvallen.
De volgende
dag reden we rustig naar het Oosten en halverwege de middag bereikten we de
Harz. We deden boodschappen in het stadje Oker en reden naar het bijbehorende
stuwmeer. Daaraan ligt Schulenberg. De oorspronkelijke bosarbeidersnederzetting
ligt te rotten op de bodem van het kunstmatige meer, maar erboven is een gelijknamig
vakantieoord gebouwd dat er in dit seizoen verlaten bij ligt. We maakten het
ons gemakkelijk in ons degelijke en gerieflijke appartement, dat vanaf het
balkon een glimp gunde op de glinsterende Stausee, en ik opende mijn
reisgids.

De Harzreis van Heinrich Heine, gevolgd door In
het voetspoor van de dichter door Martin van Amerongen. Een alleen nog
antiquarisch te bekomen deeltje uit de serie Privé-domein van de Arbeiders
Pers. De voortreffelijke vertaling van Heine's klassieker is van de hand van A.
van Amerongen-Woudstra. Zij was het ook die haar man Martin in 1975 chauffeerde
door de Harz toen hij de wandeltocht van Heine wilde navolgen. Indertijd was dat
een lastige onderneming, omdat de Harz zich over de grens van de beide
Duitslanden uitstrekte en lang niet overal toegankelijk was. De beroemde
Brockenberg, waarop Goethe's meer dan levensgrote antiheld Faust tijdens de Walpurgisnacht
met de duivel danste en waarop Heine zich onledig hield met eten, drinken,
ouwehoeren en het verleiden van een mooie jonge toeriste, was verboden terrein.
Nu is het opnieuw de grootste toeristisch attractie van de streek. Een
stoomtreintje voert naar de top voor wie de moeilijke klim niet wil wagen. En
overal, overal zie je plaatjes en poppetjes van lachende dames met bezemstelen,
die de beroemdste heksensabbat uit de literatuur een schalks folkloristisch
tintje geven.

Ik had me
voorgenomen om niet als de dwangneurotische perfectionist die ik kan zijn alles
precies uit te zoeken en na te doen. Net als Van Amerongen, die erudiet badinerend door de
Harz reed, filosoferend over Heine en het jodendom, de DDR en de historische
waardering voor de dichter - slechts op het eind een stukje lopend - wilde ik mijn
reis vooral impressionistisch aanpakken.
Gelukkig is
Heine niet al te precies in zijn beschrijvingen. Naar een route moeten we
gissen. Slechts een handvol plaatsen noemt hij met name. Goslar, Osterode,
Clausthal, Ilsenburg - ik heb ze gezien, en ze lagen er prachtig bij in het milde
licht van oktober. Hij was niet systematisch, Heine, en vond in zijn boek een
bewonderenswaardig losse toon. Badinerend, net als Van Amerongen, fantaserend, geestig, soms studentikoos melig, en vooral lyrisch, want hij was (zeker als jongeman) een romanticus, al zijn spot ten spijt.
'Het is niet
te beschrijven met welk een vrolijkheid, naïviteit en lieftalligheid de Ilse
zich naar beneden stort over de grillig gevormde rotsblokken, die ze op haar
weg vindt, zodat het water hier wild bruist en schuimt, daar uit allerlei rotsspleten
als uit geweldige schenkkannen in prachtige bogen wordt uitgegoten en beneden
weer over kleine stenen heen trippelt als een opgewekt meisje. Ja, de sage is
waar, de Ilse is een prinses, die lachend en bloeiend de berg af huppelt. Hoe
schittert haar witte schuimende gewaad in de zonneschijn!'
Dit alles en meer kan ik beamen, het geldt in 2019 nog steeds. Maar waar Heine schrijft hoe de
eindeloze sparrenwouden over de bergen golven (en hier kom ik terug op mijn
openingszin) is hij helaas minder actueel.

We hadden
het al gehoord van vrienden, die, toen ze van onze
vakantieplannen hoorden, geschrokken hadden verteld dat de naaldbomen ginds aangetast zijn en dat hele
stukken bos erbij staan alsof er een ramp heeft plaatsgevonden en we in
apocalyptische tijden leven. Eerst hadden we het niet zo gemerkt. Rond Altenau,
Oker en Goslar zagen de wouden er welgedaan uit. Wat vergeeld was bleek een verdwaalde loofboom te zijn. Ik wuifde de verontrusting van onze vrienden
weg. Maar toen we naar de Brocken reden zagen we hun gelijk. Een spooklandschap
is in plaats van de wijde blauwe sparrenmantel gekomen. Dode bomen zijn op
grote schaal omgezaagd. De overgebleven bomen staan te grijnzen op de bergkammen
als de schamele resten van een ooit sterk gebit. Het was een schokkend gezicht
en ik las er het een en ander over op mijn telefoon. De boosdoener is de schorskever.
Die heeft gebruik gemaakt van temperatuurstijging en uitdroging en een ware
epidemie veroorzaakt. Het ministerie van landbouw broedt op een masterplan. Er
is om te beginnen 800 miljoen uitgetrokken voor herbebossing. 'De schorskever
sloopt de geliefde Duitse wouden,' kopt NRC dramatisch maar naar
waarheid.
Ik was er
beduusd van, en bedrukt.
We hadden in
Zu der rothen Forelle willen eten. Maar in dat vijfsterrenhotel
herinnert men zich liever dat George Clooney er verbleef tijden de opnamen voor
The Monuments Men dan dat de dichter van de Loreley er ooit at.
Het werd een
heerlijk ouderwetse herberg in Altenau, waar de vloer knus met een enorme
namaakpers bedekt was. We aten er wild. Zwijn en hert. Het was uitstekend, net als
de koele Frankenwijn die we erbij dronken. Ik bestelde een obstler bij
de koffie en proostte met mijn vriendin. 'Nou die bomen nog in orde maken, en
dat is alles weer zoals het hoort,' zei ik.
(Foto's: Paulien Kop)