dinsdag 28 februari 2017

Papier, pen en stempels

Ik verliet Zuid, passeerde de indrukwekkende torens van de Zuidas - er was weer een nieuwe opgeschoten sinds ik er voor het laatst geweest was, zag ik - en reed door de stromende regen Buitenveldert in. Voor niet-Amsterdammers: dat is een degelijke, zelfs deftige maar vreemd karakterloze aanwas van Zuid, een soort vertaling van Plan Berlage naar het betonnen tijdperk. Ik keek of er geen fietsers naast me reden en als dat niet het geval was duwde ik mijn wielen met een grommend genot de plassen in die zich rechts in de weg hadden gevormd; met een diep woosh verhief de watermassa zich in de lucht.
Ik parkeerde voor een degelijk, zelfs deftig maar vreemd karakterloos flatgebouw, belde aan en liep naar de tweede verdieping. Daar was het notariskantoor gevestigd. Een lange gang, helemaal behangen met ingelijste foto's van Amsterdam in overgrootmoeders tijd, voerde me naar de toegangspoort. Binnen was een ruime zaal met empire stoelen vol krullend goud die hun pootjes in hoogpolig tapijt drukten, oude gravures van landkaarten sierden de muren. Er zat een flink gezelschap rond een tafel. Een paar instrumentenkoffers stonden ernaast. Ik meldde me bij de receptie en werd naar een zijkamer gewezen, waar me koffie werd gebracht, degelijke, een beetje deftige koffie in een kopje van wit porselein. Ik keek om me heen. Hier hing kantoorkunst aan de muur, kliederkunst. Achthoekige vazen van oosters beschilderde keramiek droegen lampenkappen. De deur bleef open. Het gezelschap praatte over muziek, de voertaal was Engels. De naam Haitink viel. Een ensemble of orkestje dat een stichting op wilde richten, leek me.
Daar verscheen de klerk, een kleine blonde vrouw van mijn leeftijd. Ik kreeg een zachte hand en zij kreeg de papieren. Ze keek ze even door en nam ze mee om ze te stempelen en door Meester Die-en-die te laten tekenen. Mijn identiteitsbewijs ging mee, want ik was hier om mijn handtekening te laten legaliseren, die ik per machtiging onder de verkoopakte van mijn vaders huis zou zetten.
Nog voor ik mijn degelijke koffie ophad was ze terug. Ze gaf me mijn ID terug, legde de papieren voor me uit en reikte me een pen aan. Ik dacht aan de regels uit The Sorcerer, de opera van Gilbert en Sullivan die we met Thalia aan het instuderen zijn. De majestueuze opkomst van de dove notaris: 'Alles is thans geregeld naar behoren, papier en pen en stempels liggen klaar'. Er is niet veel veranderd in het notariswezen sinds het Victoriaanse tijdperk.
Ik zette naar ik hoopte zwierig en toch beslist mijn handtekening. Er werd een pinapparaat voor me gezet en ik toetste mijn code in. Daarna kreeg ik weer een slap handje.
Tevreden verliet ik Buitenveldert. Voor een luttele dertig euro had ik me even een gewichtig mens gevoeld.

Geen opmerkingen: