dinsdag 9 februari 2016

Knuffels, regen, eiland

In zijn laatste column in Sir Edmund, de zaterdagbijlage van de Volkskrant, schreef Remco Campert over plekken zonlicht in zijn slaapkamer, die hem een plotseling gevoel van veiligheid geven: hij voelt zich weer kind en weet de aanwezigheid van ouders en knuffels nabij. Ik las het gretig. Zoals ik vroeger andermans drankverhalen gulzig las, op zoek naar overeenstemming, naar instemming van de buitenwereld ('Zie je wel, het is heel normaal om zoveel te drinken!') zo ben ik nu in persoonlijke geschriften of interviews steeds op zoek naar tips over hoe men zich veilig en geborgen kan voelen. Ik heb vaak het gevoel dat ik iedere morgen bij het opstaan weer een dag verder van huis ben geraakt, en zou zo langzamerhand de weg terug wel weer eens in het oog willen krijgen. Dus ik let goed op. Speur naar borden.
Zonlicht in een kinderkamer wijst Campert de weg naar huis. Mijn vriend Karl vertelde me een tijd terug over een fantasie die hij zich visualiseert voor het slapen gaan. Omdat dit blog versleutelde namen gebruikt en sommigen van mijn lezers de sleutels kennen zal ik die hier niet opschrijven. De fantasie in kwestie vond ik vreemd maar fascinerend. Vooral echter benijdde ik hem de verbeeldingskracht die hem in staat stelde het beeld zo scherp te stellen dat hij er vredig mee in slaap viel. Ik heb iets dergelijks geprobeerd, maar kon niet kiezen uit de verschillende situaties die ik me voorstelde, en als ik er een had uitgekozen, bleef het beeld flets. Het flakkerde als een televisie uit 1956 en wilde niet in focus komen. Ik ben niet goed in visualiseren (ik kan het wel met klanken - hele composities heb ik in bed gemaakt); ook met geleide meditatie heb ik moeite, hoewel de stem van iemand anders die me een fantasie voorspiegelt wel helpt natuurlijk: dat er iemand is die jou vertelt wat je moet zien is al een grote stap op weg naar de beoogde geborgenheid - je bent weer een kind dat naar een sprookje luistert.
De nabijheid van knuffels en ouders - is dat wat veiligheid maakt, de wetenschap dat jij het in je kleine eentje niet voor het zeggen hebt, maar dat er mensen boven je staan, mensen die jou zullen gidsen? Het is zo eenzaam om zelf de weg te moeten zoeken, gekomen op een leeftijd waarop autoriteiten ontmaskerd zijn: leeftijdgenoten of junioren met meer zelfvertrouwen of een grotere bek, in het gunstigste geval met meer talent of inzicht dan jij, maar alwetend zijn ze nimmer - ook zij tasten, zoals iedereen in het verleden heeft getast. Ook de autoriteiten van vroeger, die toen zo onaantastbaar leken, blijken bij nader inzien gewoon maar behendige zoekers te zijn geweest.

De enige autoriteit die fier overeind blijft staan en niets van haar soevereiniteit heeft ingeboet is wat we 'de elementen' noemen. Er wordt wel iets aan getornd: de weersvoorspellingen zijn veel beter dan vroeger, tot mijn verdriet - we worden zelden nog verrast door regen, zon of wind, het achtuurjournaal had ze immers al dagen tevoren aangekondigd. Maar dan nog: gisteren zat ik in mijn auto, klaar om weg te rijden naar een repetitie. Regen striemde tegen de ramen, de wind schudde aan de carrosserie, ik voelde me zachtjes gewiegd worden in mijn stoel. Ik wachtte nog even met starten en genoot van het moment. Veilig en droog in mijn metalen koetsje. Een tak knapte af en belandde met een klap op het dak. Ik schrok even, glimlachte om mijn schrik. Met spijt zette ik de ruitenwissers aan en stak het sleuteltje in het contact, het moment had me niet lang genoeg kunnen duren. 'Jouw vriendjes van boven', zei Karl vroeger met goedmoedig sarcasme.
Teruggekeerd van de repetitie (de regen was iets minder geworden, de storm een beetje gaan liggen) keek ik naar Dokter Deen, die wonderlijke soap van MAX. Plotseling beving me een hevig verlangen naar Vlieland. Omringd door de zee te zijn, op een eilandje, besloten, beperkt! Het eilandgevoel heb ik in werkelijkheid altijd eerder als bedrukkend dan als geborgen ervaren, maar wellicht was het iets om voor het slapen gaan over te fantaseren? Naar de stem van dode schrijvers luister ik kritiekloos. Ze zijn geen levende mensen meer, hun tasten heeft opgehouden, ze zijn tot de elementen gaan behoren. Ik ben voorlopig nog wel even zoet met een duizend pagina's tellende roman van Dickens. Maar misschien moet ik daarna, nu ik toch bezig ben met de Britse klassieken, Robinson Crusoe eens proberen.

Geen opmerkingen: