zaterdag 3 januari 2015

Post Zuid (slot)

Rookzanger heeft, daartoe verleid door romantische fantasieën over het mooie buitenleven der postbodes, een tijdelijk overschot aan vrije tijd en de hopelijk eveneens tijdelijke behoefte aan extra verdiensten (of misschien in een vlaag van verstandsverbijstering) zich aangemeld als decemberhulp bij de posterijen. De afgelopen tijd deed hij daarvan verslag.



Dag 17.

Collega Patrick heeft een eigen opname van An Schwager Kronos, Schuberts lied over een voortdenderende postkoets, op Facebook gezet. Vlak voor ik weg ging heb ik die beluisterd. De ratelende triolen achtervolgen me en mijn loop heeft daardoor iets ademloos. Spute dich, Kronos! Fort den rasselnden Trott! Misschien speelt mee dat vandaag een toegift is, die ikzelf heb afgedwongen – ik moet het gevoel van me afschudden dat deze ronde zinloos is of dat ik hier illegaal met dat karretje loop. Eigenlijk hoor ik al niet meer bij het corps der brievenbestellers en het geld dat het me opgeleverd heeft is allang overgemaakt en inmiddels weer doorgesluisd naar de woningbouwvereniging.

Onderweg denk ik na over wat dit baantje me heeft gebracht, behalve die paar centen. Het lopen en bewegen heeft me goed gedaan, dat is zeker. En het is een eervol beroep. Mijn vorige betrekking buiten de kunstkring was dat heel wat minder: van de sigarenwinkel waar ik parttime werkte kreeg ik een kater, niet alleen van de hoeveelheden alcohol die ik destijds verzwolg, maar ook van het gluiperige werk; malafide vastgoedkoningen naar de verwende mond praten en mensen iets aansmeren waar je zelf niet achter kunt staan, zoals de sterk overschatte sigaren uit Cuba – nee, dan honderd keer liever postbode! Een eerbaar en eenvoudig handwerk, dat je solitair verricht, zonder dat je je hoeft te compromitteren. Er lopen meer kunstenaars rond in die oranje jasjes, heb ik begrepen, en dat begrijp ik heel goed.
Aan het begin van mijn loop heeft de postbode met de woeste tanden me verzekerd dat er hier meer voor me te doen is, ik hoef maar te bellen. Zou ik dat willen? Ik moet er nog even over nadenken. De verleiding is er zeker. Ik vond het fijn werk.

Op driekwart van de wijk is mijn tas met reclame leeg. Dat is een tegenvaller. Zeker niet goed gekeken in het depot, er moet ergens een tweede tas hebben gestaan. Wat nu, de rest van mijn klanten dit weekend verstoken laten blijven van de mooie aanbiedingen van Appie Heijn en Deen, of straks terug? Ik besluit tot het laatste. Deze finale ronde moet smetteloos verlopen en bovendien moet mijn reputatie ook zonder blaam blijven, mocht ik besluiten dit een vervolg te geven.
In het depot vind ik de gemiste tas en ik wandel via de Cornelis Krugemanstraat terug naar het punt waar de blaadjes opraakten, Hendrik Jacobszstraat 36. Zo loop ik het laatste stuk van de wijk nog eens, nu heel kalm. Aandachtig schuif ik de folders in de bussen – ieder kan ermee doen wat hij wil, ik praat niemand iets aan.


Ik draai nog één keer de cijfers van het slot in de juiste constellatie, haal de sleutel uit het vakje, open de deur en zet die klem achter een afvalbak, leg de sleutel terug en verwar de cijfercombinatie voor ik het slot weer dichtschuif en naar binnen ga. Ik zet mijn lege kar weg, kijk nog eens goed om me heen, en verlaat het stille depot.
Als ik in mijn auto stap begint de regen die al veel eerder voorspeld was eindelijk te vallen.

1 opmerking:

Patrick zei

Wat goed, dat ik jou en je karretje heb kunnen voorthelpen met jullie ''rasselenden Trott.'' Hoogst collegiaal om me even te noemen in dit briljante verhaal!