dinsdag 5 augustus 2014

ZOMERANGSTEN


Tijdens het programma Zomergasten sloeg mijn humeur in één klap om. Het was alsof de mist van een sluimerende depressie werd weggeblazen door een windstoot. Het gebeurde tijdens een fragment waarin verschillende psychiaters hun visie op angst gaven. Een van hen zei dat angst de oer-emotie was die alle ongewenste stemmingen aanstuurde. Dat er een samenhang was tussen angst en depressie wist ik natuurlijk al lang, maar dat er sprake kon zijn van een oorzakelijke relatie, dat was nieuw voor me. Ik had de beide kwelgeesten eigenlijk altijd als autonome grootheden gezien. Stemmingen komen, god weet waarvandaan, en ze verdwijnen ook zomaar weer, dat had ik nog die middag met iets te grote stelligheid tegen mijn vriendin gezegd. Zij gelooft heilig in therapeutisch praten, ik niet meer: de ‘stofjes’ die de stemmingen bepalen gaan hun willekeurige gang en trekken zich weinig aan van onze analyses. En ziekelijke angst, daar heb je een aanleg voor of niet; ook de oorzaak dáárvan moet eerder in de chemie van ons brein worden gezocht dan in allerlei concrete aanleidingen. Die twee versterkten elkaar wel, zoveel was duidelijk. Als je bang bent trek je je eerder terug in je schulp, en als je gedeprimeerd bent lijkt alles bedreigender. Maar kon de een ook de moeder van de ander zijn? Angst geeft stress en stress put uit en mentale uitputting leidt tot depressie, het leek me allemaal opeens zonneklaar.
Nu was het alleen nog zaak om even met mijn angst af te rekenen, wilde ik voortaan vrij van somberheid door het leven gaan. Die biologische aanleg, daar kon ik weinig aan doen. Maar de wisselende gedaantes waarin de angst zich manifesteert, die waren wel aan te pakken. Saskia Noort, een intelligente en vertrouwenwekkend bedachtzame vrouw, vertelde dat ze onder meer bang was geweest voor tunnels. Hoe had ze daarmee afgerekend? Ze had keer op keer door tunnels gereden tot de angst afnam. Goed. Duidelijk. De harde confrontatie, de pragmatische aanpak. Eens kijken, waar was ik nu eigenlijk bang voor?
Ten eerste: verval, ouderdom en dood. Een reële angst, weinig aan te doen behalve een beetje op mijn gezondheid letten. Dat roken, dat moest binnenkort maar eens afgelopen zijn. Dan: afwijzing, eenzaamheid. Dat was een irreële angst, want weliswaar heb ik in het verleden enige traumatische ervaringen gehad, mijn huidige situatie geeft geen aanleiding voor al te grote vrees. Er zijn een aantal mensen die ik vertrouw en bemin, en ik heb geen reden te veronderstellen dat dat niet wederzijds is. Dus dat panisch zoeken naar erkenning en bevestiging kon op een laag pitje worden gezet. Ik kon me vol vertrouwen overgeven aan het zomerse nietsdoen, in de herfst zouden ze me heus niet vergeten zijn. Dan als goede derde: armoede. Ik ben als de dood voor geldgebrek. Niet onrealistisch, want mijn inkomen is hoogst onzeker, als ouder wordende zzp’er in moeilijke tijden. Maar was dat ook een reden om zo toe te geven aan die angst? Ik zat als Oom Dagobert te broeden op mijn reservekapitaal, koesterde het bangelijk, schrok van elke nieuwe rekening die er een bres in sloeg. Misschien moest ik die angst maar eens uitdagen en een onverantwoorde uitgave doen. Een luxe breedbeeldtelevisie kopen bijvoorbeeld, zo’n plat geval tegen de muur, om Zomergasten voortaan in alle comfort te kunnen zien.
Saskia Noort vertelde dat ze niet opzag tegen het ouder worden, omdat ze veronderstelde dat je als zestiger wel over al die angsten heen gegroeid zou zijn. Was dat maar waar Saskia!
Aan de slag nu. Ik heb nog twee jaar.


(Illustratie: Carl Barks)

1 opmerking:

Daniël zei

De Dagobert Duck in de afbeelding is geschilderd door Carl Barks.
Dat moet ik gewoon even melden. :)


"en als je gedeprimeerd bent lijkt alles bedreigender."

Ik heb dat ook als ik mij gelukkig voel en plannen heb. Dat kan allemaal ineens worden afgenomen door ziekte en/of dood. Gauw die schulp, die doodskist weer in. Zodat Magere Hein nooit te vroeg verschijnt.


Angst. Het menselijk brein bestaat grof gezegd uit in de kern(!) een reptielenbrein, met daar omheen het menselijke, bewuste brein.
Het menselijk bewustzijn kan daarom vaak slechts vanaf de buitenkant raden wat er zich daarbinnen in dat reptielenbrein (oerbrein) afspeelt.
Reflexen lopen niet via het bewustzijn, omdat die weg te lang is. Krijgt men een tak in het gezicht, dan zijn de ogen vaak gesloten voordat men beseft dat men een tak in het gezicht heeft gekregen. Hier gaat het oerbrein instinctief tot actie over, zonder ons bewustzijn eerst in te lichten.
Wellicht kan dit bijvoorbeeld een onredelijke vrees voor spinnen verklaren: men wil vluchten voordat men bewust beseft wat men eigenlijk ziet.
Die rode lichtjes in de struiken, zijn dat de ogen van een bloeddorstig roofdier of zijn het de achterlichten van een wegrijdende auto? Voor de zekerheid eerst vluchten, zou bij menig mens een oerreactie kunnen zijn. En blijken het inderdaad maar achterlichtjes, dan voelt men zich dom - maar men leeft wel.

Dick Swaab zal het uiteraard veel beter uitleggen, maar grofweg komt de opbouw van het menselijk brein daar op neer. En die kennis, dat inzicht, kan een mens wat meer macht over zichzelf geven.