dinsdag 26 augustus 2014

BIJZONNEN


Boven de fietsbrug over de Maas hingen drie zonnen. De echte, in het midden, ging goeddeels schuil achter de boog van de brug, maar de twee regenboogkleurige schijngestalten links en rechts ervan waren duidelijk zichtbaar. Hoewel ik me op bruggen van deze omvang nooit echt comfortabel voel bleef ik even staan om een foto te maken, want het was de tweede keer dat ik bijzonnen of parahelia zag.
Lang waren ze een mythe geweest. In Schuberts liederencyclus Die Winterreise leerde ik de Nebensonnen kennen. ‘Drei Sonnen sah’ ich am Himmel stehn, hab’ lang und fest sie angesehn…’. Maar wat dat waren, die drie hemellichamen? Duitse romantiek, nietwaar, dus het zou wel overdrachtelijk bedoeld zijn, of een mystieke betekenis hebben. Zo gewend was ik aan de niet letterlijke duiding van gedichten dat ik niet eens de moeite nam om een nuchtere verklaring voor Wilhelm Müllers woorden te vinden. Pas in het internettijdperk ontdekte ik toevallig dat het hier een atmosferisch verschijnsel betrof, een soort dubbele halo die optreedt wanneer een lage zon door de ijskristallen van losse cirruswolken schijnt. Meer iets voor meteorologen dan voor dichters. Vanaf dat moment keek ik met nieuwe ogen naar de winterhemel. Mijn eerste vangst deed ik op een decembernamiddag in de Noord-Hollandse polder, en ik was opgetogen. Daar stonden ze, de Nebensonnen! Niet op papier of in de concertzaal maar glimmerend boven een oer-Hollands kleilandschap op een gewone zondag.
Deze schijnzonnen in Maastricht verbaasden me. Het was ook een zondag, maar één in augustus, en erg laag stond de zon nog niet. In gedachten ontwierp ik een oud volksgeloof, dat zegt dat bijzonnen in de zomer een vroege winter voorspellen.

De volgende dag begon nog zomers genoeg met koffie en croissants op een terrasje aan de Maas. Maar 's avonds ging ik door een aanhoudende motregen naar mijn eerste koorrepetitie van het nieuwe seizoen. In het repetitielokaal was de verwarming hoog opgedraaid. We stonden er tegenaan geleund terwijl we over onze vakantie-ervaringen praatten, die al weer lang geleden leken. Op de terugweg was het donker. Ik nieste een paar keer.
Thuis trok ik de gordijnen dicht. Op Omroep Max zag ik gebruinde pensionado’s in propere caravans door Sicilië trekken. Het Siciliaans kent geen woord voor herfst, hoorde ik. Nou, maar wij wel. Twee zelfs. Ik voelde plotseling een behaaglijk soort heimwee en deed de tv uit. Ik legde een fleece deken over mijn dunne dekbed en verwelkomde het najaar.

Geen opmerkingen: