woensdag 8 mei 2024

Walser en Hesse


Mijn Duitse studievriend Gabriel bekende me toen ik hem jaren later weer tegenkwam, dat hij inmiddels genoeg had van het gedweep van de romantiek. Voor hem geen Eichendorff en Hesse meer, hoogstens nog wat Heine. Hij was tegenwoordig een groot fan van Martin Walser. Hij genoot van diens spitse ironie. Ik sloeg de aanbeveling op. Walser kwam nooit op mijn pad (dat bleef vooral door de Romantiek meanderen) maar toen hij vorig jaar, 96 jaar oud, overleed, dacht ik meteen - vluchtig - aan Gabriel. 
Vorige week besloot het lot dat het tijd werd dat ik naar Gabriel ging luisteren. In het boekenkastje in mijn straat lag Walser's novelle Ein fliehendes Pferd. Ik las de eerste alinea. Die sleurde me meteen het verhaal in. Ik nam het mee. De kunst van het ouder worden van Hesse, dat ik onlangs besteld had, viel behoorlijk tegen. Dit boekje leek me het perfecte tegengif voor de bitterzoete en vette wijsgerigheid van de schrijver die ooit Gabriel en mij tot elkaar had gebracht, tijdens diepe gesprekken in het Amsterdamse literaire café De Engelbewaarder, in de wilde herfst van 1975. 

Op Walser kom ik later terug. Wat beviel me niet aan Hesse? Berusting op z'n boeddhistisch is mooi en daar zocht ik ook precies naar. Maar Hesse lijkt in zijn aanvaarding van het ouder worden verbaal net zo ver te gaan als in zijn verheerlijking van het volle, bonte leven. Plastisch worden de gebreken uitgemeten, jicht, geitennek, artritis, de dood is een troostrijk voorland, niks ergs aan. Romantiek, wat u zegt. 
Bovendien blijkt weer dat Hesse een beter dichter dan essayist of romancier was. Beeld wordt op beeld gestapeld, metafoor op metafoor, en nog lijkt hij maar niet zijn knokige vinger te kunnen leggen op wat hij wil mededelen. Dat doet hij in zijn beknopte lyriek een stuk beter.
En de vertaling! Evert van Leerdam is germanist, dus hij lijkt de aangewezen kwalificaties te bezitten. De enkele aperte grammaticale fouten in deze bundel vergeef ik hem. Ik moet een enorme spagaat maken om over iets anders heen te kunnen stappen. De gedichten zijn letterlijk vertaald. Als proza dus. Op een enkele uitzondering na is er geen poging gedaan om metrum en rijm te behouden. Luiheid? Misschien onder het motto: het gaat om de inhoud, dat rijm leidt daar maar van af? De argeloze lezer denkt na dit boek dat Hesse een modernistisch dichter was, blank verse, parlando, maar niets is minder waar! Hij wortelde als dichter kniediep in de romantische traditie en vrijwel al zijn poëzie is vormvast. Dat gaf zijn lyriek juist zo'n kracht: door die beperking zag hij zich gedwongen zich zo concies mogelijk uit te drukken. 
En als het hielp, dan zou je die aanpak (gebruikelijk in dit soort bundels met gemengde stukjes en illustraties) nog wel kunnen gedogen. Maar soms lijkt het of de vertaler de kern mist van wat Hesse zo precies heeft opgeschreven. Of komt het omdat hij juist dit gedicht wél rijmend heeft vertaald?    

Oud worden

Al het spel dat de jeugd waardeert
en ook door mij eens werd vereerd,
haardracht, hemden, helm en zwaard,
en ook de meisjes waren 't waard.

Maar duidelijk zie ik nu pas
dat ik, oud van dagen,
dit alles niet meer kan verdragen.
Maar duidelijk zie ik nu pas,
hoe dit streven zinvol was.

Weliswaar vergaan lint en lokken
en heel de bekoring gauw,
maar wat ik daarvoor heb gewonnen,
wijsheid, deugd en warme sokken,
ach, ook dat is snel geronnen
en op aarde komt de kou.

Heerlijk is voor oude mensen
een warme kachel en rode wijn,
en dat de dood heel zacht mag zijn -
maar wat later, mag ik wensen!

Het origineel van de gecursiveerde strofe luidt zo: 

Aber nun erst seh ich klar,
Da für mich, den alten Knaben,
Nichts von allem mehr zu haben,
Aber nun erst seh ich klar,
Wie dies Streben weise war. 

Met andere woorden: Nu hij oud is en die ooit begeerde zaken niet meer kan hebben (voor zu haben, lees: zu haben ist) ziet hij er pas de waarde van in. Want, ook de gedoodverfde voordelen van de ouderdom gaan voorbij. Blijft alleen de troost van vuur, wijn, en een hopelijk zachte en niet te spoedige dood.

Oud worden 

Alles wat de jeugd graag ziet,
Ook voor mij was het veel waard,
Lokken, dassen, helm en zwaard,
En vergeet de meisjes niet.    

Maar ik zie veel later pas,
Nu dat ik, bedaagd in jaren,
Niets daarvan meer kan vergaren,
Maar ik zie veel later pas,
Hoe dat streven wijsheid was.

Wel verwelken lint en lokken
En hun charme veel te vlug;
Maar wat later is verschenen,
Wijsheid, deugd en warme sokken,
Ach, ook dat is gauw verdwenen,
En komt nimmer meer terug.

Oude mensen hebben graag
Een haardvuur en een goed glas rood,
En tot slot een zachte dood - 
Maar niet nu, nog niet vandaag.

Uit: Wijsheid, deugd en warme sokken. Gedichten van Hermann Hesse, vertaald door Jan-Paul van Spaendonck. Bij mij nog enkele exemplaren te bestellen.



Geen opmerkingen: