dinsdag 21 mei 2019

STARTPROBLEMEN

Maandag zouden we op Malaga vliegen. In het weekend werd de pijn in mijn kies, die de hele week al had gerommeld, alarmerend, zo kon ik niet weg. Ik belde met de spoedpraktijk. Ik kon diezelfde zaterdagmiddag terecht in het OLVG. Natuurlijk hield de kies die me de voorgaande nacht tot een slapeloos inferno had gemaakt zich prompt gedeisd, maar ik liet me niet van de wijs brengen door deze schijnbare opleving en ging op de afgesproken tijd naar Oost. Geen Spaanse slagers voor mij! In een vrijwel verlaten ziekenhuis bleek achterin bij de afdeling kaakchirurgie een behandelkamer te zijn gereserveerd voor de spoedtandarts van dienst en zijn assistent. De laatste nam mijn ingevulde papieren in ontvangst, inclusief mijn paraaf voor contante betaling, en liet me plaatsnemen in de stoel.
En wie kwam daar de hoek om, hand uitgestoken, grijns op het anders altijd zo ernstige, bleke, donker omzoomde gelaat? Mijn eigen jonge tandarts. Buiten de dure praktijk in Zuid, hier in dit stille hospitaal, lagen de verhoudingen opeens heel anders. Ik maakte een paar grappen, hij was een jongeman, ik minstens dertig jaar zijn senior. Waarom hij hier op zaterdag werkte? Omdat hij het leuk vond. Bovendien moest iemand de tandartsen in opleiding die hier stageliepen het goede voorbeeld geven. En met geld had dat natuurlijk niets te maken, suggereerde ik invoelend. Hij grinnikte, de assistent stond er een beetje ongemakkelijk bij, was blij toen hij me kon verdoven. Er werd flink geboord, de kies mocht voorlopig nog even blijven.
Hoe laat vloog ik, maandag? In de namiddag? Als de kies alsnog zou gaan spoken kon ik die morgen om acht uur op de praktijk terecht. Ik prees het lot dat me een bijschnabbelende tandarts had geschonken en zocht met stijve kaak de tramhalte op. Het was prachtig, helder, koel weer, met frisse witte wolken. Uit het Oosterpark rook ik de geur van meidoorn.

De kies hield zich goed en maandagavond laat kwam ik in opperbest humeur op de finca van mijn schoonzus aan. We pakten wat cadeautjes uit, dronken een glas Rioja en aten brood en gazpacho. Daarna overviel ons de vermoeidheid van een lange dag reizen en we installeerden ons in het caravannetje in de citroenboomgaard dat als gastenverblijf dienstdoet. Ik las nog een enkele bladzijde, luisterde naar de cicaden, naar de verre honden en de klagende nachtvogels, wenste mijn vriendin welterusten en viel in een vredige slaap.
Ik had nog niet lang geslapen of ik schrok wakker doordat er een golf maagzuur naar mijn mond opwelde. Ik ging met een ruk rechtop zitten. Tijd om naar het huis te gaan was er niet. Bovendien sliep men daar en was de deur op slot. Ik deed de saloondeurtjes van de woonwagen open, brak naar buiten en spoog een krachtige straal soep, wijn, vliegtuigvoer en andere, halfverteerde zaken over het lage muurtje dat de caravan scheidt van de tuin. In het licht van de heldere maannacht, waartegen zich bergen en cipressen aftekenden, moet ik er uit hebben gezien als een grotesk renaissancistisch beeld van wit marmer, zoals je ze wel in praalfonteinen ziet. Gekwelde grimas, in agonie vertrokken ledematen. Even later hurkte het beeld in paniek neer in de droge aarde om ook aan de onderzijde een ferme straal te laten ontsnappen. En Nereus, Neptunus of Bacchus, of welke god van de manierà dan ook, voelde zich diep en diep ellendig. Het koude zweet brak hem uit, zijn aangetaste ingewand deed hem meer pijn dan de rotte kies had gegeven, uit zijn maag kwam nog slechts wat onwillige wrange gal en uit de stuitopening niets dan lauw water.
Toen de eerste aanval voorbij was getrokken maakte ik me zo goed en zo kwaad als het ging schoon met ampel wc-papier en drinkwater en ging uitgeput op bed liggen. De rotzooi buiten zou tot morgen moeten wachten. Wat aarde erdoorheen scheppen en hup, compost voor de fruitbomen!
Nog enkele keren zocht ik krampend de akker op. De steentjes deden pijn in mijn voetzolen. Daarna sluimerde ik koortsig in, een beetje rechtop liggend, ondersteund door kussens. In het ochtendgloren klopte ik aan bij het huis. De hond sloeg aan. Ik nam een heerlijke hete douche en vertrok weer naar mijn zorgzaam verfriste bed. De halve dag verstreek terwijl ik me van niets bewust was dan de zoele wind die het raampje deed klepperen en het gordijntje dat liefkozend langs mijn hoofd streek. 's Avonds at ik een paar crackers, en een klein bordje simpele pasta. Dat bleef erin, en ik nam me voor de volgende dag weer helemaal beter te zijn en mijn vakantie voor de tweede keer te beginnen.




Geen opmerkingen: