vrijdag 30 maart 2018

Gekakel en gekraai


Het was een kippenhok geweest, iedereen kakelde en kakelde maar. Ik had me voorgenomen stoïcijns te blijven en vredig glimlachend mijn werk te doen, alle strubbelingen aan me voorbij te laten gaan. Lekker te zwaaien met mijn stokje en verder niets. Maar onverschilligheid werd onbehagen en onbehagen ergernis, en toen die een zeker verzadigingspunt had bereikt zette ik mijn operastem op. Een beetje verbaasd en licht verontrust hoorde ik mezelf het koor de les lezen. Respectloos en onbeschoft, noemde ik hun gedrag: een sopraan deed vreselijk haar best om mooi te zingen en zij kakelden er dwars doorheen. Daarna was het even stil. Ik ging weer zitten. Ik hoorde hoe de regisseur zich verplicht voelde ook een duit in het zakje te doen. Mijn uitvallen van boosheid zijn hoogst zeldzaam, mijn sluimerend temperament moet grondig worden opgewarmd wil het zijn eigen gang gaan. En dan maakt het ook - eventjes - indruk.

De volgende dag schreef ik een mail aan het bestuur, dat het zo niet langer ging. Misschien had ik dat beter niet kunnen doen. Ik ging naar Zen en probeerde te mediteren maar daar kwam weinig van terecht. Pas tegen het einde van de sessie merkte ik waar ik was: niet in de repetitieruimte maar in het zendo. De hele verdere dag was ik moe, die vreemde moeheid die met spanning te maken heeft. Een dutje doen helpt niet, een eind wandelen helpt niet. Ik voelde me als een logge ballon waarin te veel lauwe lucht is geblazen.
Had ik de zaken maar op hun beloop moeten laten? Onthechting; ja, daar streef ik naar. Maar ook wil ik betrokken zijn. Wat ik doe wil ik met aandacht doen. Hier leken twee spirituele principes hevig te botsen. Hoe kon ik onthecht betrokken zijn?
Ik reed naar de Staatsliedenbuurt. Ik had de sleutel van het zaaltje waarin de donderdagse solistenrepetities plaatsvinden vergeten aan de regisseur te geven. Zelf kon ik niet opendoen, want ik moest eerst de kerkdienst van Witte Donderdag leiden en zou er pas later op de avond zijn. Ik dwaalde door de lange straten van die mij slecht bekende buurt, waarvan er opvallend veel met ‘van’ beginnen. Boven de woonkazernes van het voormalige krakersbolwerk bolden de wolken wit op in een fletsblauwe lucht; het was, na een verregende woensdag, opeens lente geworden. De muffe perslucht in mijn ballon zette door de warmte nog een beetje meer uit. In de Van B.-straat kon ik halverwege niet verder. Een speelplaatsje blokkeerde de weg. Ik draaide een zijstraat in en reed op richtingsgevoel door de buurt tot ik in het vervolg van de straat kwam, dat bleek te grenzen aan de Haarlemmerweg. Hier was het stil, een beetje dorps. Vogels kwetterden kalm. Ik dacht vol verlangen aan ons naderende uitje met Pasen.  Een hotel met gelagkamer in de Achterhoek, net als vorig jaar. Paasvuren. Wandelingen. Weg van de stad en het hoenderhok. 
Ik deed de envelop waarin ik de sleutel had gestoken in de brievenbus.  Op de terugweg stond ik een tijdje vast in de altijd-drukke Van Baerlestraat. Toen ik thuiskwam dacht ik: je hebt nu ruim anderhalf uur verspild met het doen van iets dat niet gedaan had hoeven worden, als je je kop erbij had gehouden. Als je je niet gek had laten maken door al het gekakel.  Als je die haan in jezelf niet had laten kraaien. En daarmee had ik het antwoord op mijn eerdere vraag. Het is allemaal een kwestie van timen en doseren. Betrokkenheid is goed. Maar te veel betrokkenheid, zonder onthechting op zijn tijd, is contraproductief.  

1 opmerking:

Hans Valk zei

Ja, de combinatie betrokkenheid en onthechting kan voor problemen zorgen.
Je geeft zelf al aan wat Zen nog meer behelst dan alleen onthechting.

Ik ben zelf een nogal driftig baasje. Woede kan bij mij snel opborrelen, als ik iets zie of hoor dat ik onbeschoft vind. Niet zo Zen, misschien. Aan de andere kant: ik ben die woede ook altijd zó weer kwijt. Als het eruit is, is het weg.
Dat gegeven probeer ik dan weer te benutten om die woede 'constructief' in te zetten. Wat wèl vereist dat je goed moet weten waarom je boos wordt en of er een min of meer objectieve reden is om de oorzaak van die boosheid niet met de mantel der liefde te bedekken.

Als ik je verhaal lees, dan lijkt het mij dat de reden voor je boosheid er duidelijk was. En zonder het koor op z'n nummer te zetten was er niks veranderd.
Dat dit een objectieve constatering is, mag blijken uit het gegeven dat de regisseur je bijviel.

Rest nog het daarna weer gewoon doorgaan met ademhalen, zeg maar.