vrijdag 25 juli 2014

OUD


De afgelopen zomers heb ik de gedachte nog voor me uit kunnen schuiven als die zich aandeed. Mijn dochters spelen in de vakantie heel sportief het spelletje mee, waarin we doen of alles nog zoals vroeger is: papa aan het stuur als de man van de wereld die zijn gezin veilig door verre buitenlanden loodst, de meiden op de achterbank, verdiept in mp-3’s of passerend landschap. Maar dit jaar moest ik het toch echt onder ogen zien. Ik word oud.
Mijn zoon ging voor het eerst in jaren mee op onze reis, en daarmee werd het plaatje van de herder met zijn schaapjes ontmaskerd als een zoetige illusie. Met de trotse voortvarendheid van de jeugd nam hij de rol van chauffeur op zich. Hij stuurde het oude Volkswagenbusje trefzeker links draaiende rotondes over en haalde het vrachtverkeer van Engeland naar Wales rechts in, net iets te hard naar mijn smaak. Ik zat ernaast, probeerde me te ontspannen en niet steeds mijn hakken in een fictieve rem te zetten. Ik was gedegradeerd tot bijrijder.
In het begin voelde ik me daardoor ontmand. Iets in mij rebelleerde tegen deze rolverdeling en toen we een paar dagen in de Brecon Beacons waren gaf mijn zoon me grootmoedig de autosleutel. Ik laveerde behoedzaam door de kronkelige bergweggetjes naar de onoverzichtelijke rotonde bij Brecan, draaide de motorway naar Abergavanny op en bereikte met een zucht van verlichting Raglan Castle. Ik kon het nog, mijn mannelijke eer was gered. Maar de terugweg liet ik graag aan hem over.
Die hele eerste week nevelde het gevoel in me op dat ik kleiner aan het worden was. Ik was gekrompen. In dit groepje jonge volwassenen moest ik mijn plaats opnieuw bepalen. Ik probeerde verschillende technieken uit om boven het lawaai uit te komen dat opsteeg zodra cider en bier op tafel verschenen. Concurreren had geen enkele zin, dat zag ik al gauw. Ik ken genoeg leeftijdgenoten die desgewenst doen of ze dertig jaar jonger zijn maar mij ligt dat niet zo. Het meest effectief was nog de rol van de oude vader - als ik die een beetje theatraal aanzette met smeuïge verhalen over vroeger, kleefden de kinderen aan mijn lippen. Toch beviel deze rol me niet, zoals geen enkele rol me nog bevalt.
Uiteindelijk gaf ik het maar op en had er vrede mee dat ik was die ik was in deze constellatie. Niet langer de zon waarom de planeten draaiden maar slechts één van de dwaalsterren: hun verwekker én medereiziger. Een onduidelijkere plaats in de hiërarchie dan vroeger maar ook een met minder verantwoordelijkheden. Als ik een slechte dag had hoefde ik niet bang te zijn dat er niets gebeurde, want het initiatief werd elders genomen. Aan het stuur zat de erfgenaam van mijn vroegere zelf. Ik hobbelde mee en knapte ervan op.
Toen we van Duinkerke terug naar huis reden was ik zelfs geen bijrijder meer. Ik zat achterin en hoorde glimlachend hoe voorin een stroom van foute muziek uit de jaren negentig luidkeels werd meegezongen. Wat voor mij als een aberratie van de nadagen van de wereld klonk was voor mijn kinderen jeugdsentiment.
Ik zag me weer naast mijn broer zitten, in de auto op weg naar Deauville, met mijn vader achterin. Die keer dat hij de legendarische woorden had gesproken: ‘Ga ik naar Frankrijk, nemen ze mee naar Zandvoort.’ Op dat moment was door de een of andere onuitgesproken overeenkomst bepaald dat het zo hoorde: wij aan het stuur, hij achterin. Een kantelpunt, want vanaf dat ogenblik waren we hem als een oude man gaan zien.
Nu was mij dat overkomen. Het klopte ook wel: ik was ongeveer zo oud als hij toen was.
Ik neuriede mee met Spandau Ballet en zag hoe Vlaanderen voorbijtrok in de valavond. Mijn vriendin klopte me bemoedigend op mijn been.
Ach ja, dacht ik. Waarom ook niet? Het is weer eens wat anders, en verzet is zinloos. En ook op deze reis valt veel te genieten.




Geen opmerkingen: