vrijdag 4 april 2025

Voorheen Rookzangers Notitieblog (60)


Ik zit met twee oude schoolvrienden op het terras van het Boothuis aan de Sloterplas. Op de schragen tafel liggen twee bestelde boeken die ik zojuist heb overhandigd. We praten over de buurt, over vrienden van toen. In een ooghoek registreer ik een bekend gezicht dat hier niet thuishoort. 'Hé, een bekend gezicht!' roep ik, riposteert hij.
Hij werkt bij de Appie op het Museumplein. Hoe je die functie noemt weet ik niet. In een restaurant zou je het denk ik een gérant noemen. Een paar jaar geleden begon hij me op te vallen. Als ik mijn boodschappen aan het scannen was kwam hij stralend aanlopen, nam galant mijn mandje van me over, groette me en maakte zo mogelijk een zonnig praatje. Eerst irriteerde me dat een beetje, ik blijf graag anoniem, maar gaandeweg kreeg ik waardering voor de persoonlijke begeleiding door het personeel, voor de ouderwetse égards in een verder zo eigentijdse, technologische entourage. 

Ik beschrijf hem, op het gevaar af dat mijn dochters me kapittelen ('Pap, je hoeft er toch niet altijd bij te zeggen dat het een ... [vul in: Turk, Marokkaan, Chinees, homo, hetero of transgender...] was?'):
Slank postuur, niet lang. Elegant gekleed. Pikzwart haar, kortgeknipt. Wijd opengesperde ogen achter een bril met onopvallend montuur. Huidskleur koffie met niet te veel melk. Tanden regelmatig en bizar wit, ongetwijfeld gebleekt. Licht Amerikaans accent. 
Op het terras roept hij algauw een andere jongeman erbij; iets kleiner dan hij, sluik donker haar, een knap, wat bleek gezicht. We doen een voorstelrondje. De knappe jongen werkt als suppoost in het Concertgebouw, maar is eigenlijk pianist en componist. Een telefoon verschijnt in mijn gezichtsveld waarop hij de vleugel van de Grote Zaal bespeelt. Mijn vriend van de Appie werkt daar wel, in de super, zeker, maar eigenlijk doet hij samen met de suppoost events. Mijn beroep vinden ze zeer interessant. De boeken op tafel worden gefotografeerd.
We praten een beetje. Ik stel vast dat ik ze niet vraag erbij te komen zitten. De oude schoolvrienden vragen al om een ongewone aandacht, het Museumplein kan ik er nu niet bij hebben.
De volgende dag ga ik boodschappen doen met gemengde gevoelens. Met elke anonimiteit is het nu gedaan. Wil ik die nog, dan zal ik elders moeten inkopen.
Ik sta bij de kassa. Daar is-ie al, stralend, opgedoemd uit het niets. 'Nou, dat was gezellig meneer.' Even later weet ik dat hij en X. al naar de Kiefer-tentoonstelling zijn geweest. Maar het was bij de VIP-opening (spreek uit Vie Ai Pie) dus ze hadden vooral staan praten. Die middag gaan ze weer om alles nog eens goed te bekijken. Ik vertel dat ik volgende week met mijn vriendin van plan ben te gaan. We groeten elkaar als oude schoolvrienden.

                                                                        •

Voorheen Rookzanger heeft een uitputtend weekend achter de rug met optredens, een familiefeest, ontmoetingen met zijn ex en zijn ex-compagnon, en moet afkicken van al die prikkels. Dan wordt hij ziek. Het begint met keelpijn en wat koorts. Hij hoopt dat een stevige wandeling door de mooie aprilmiddag hem goed zal doen. De lucht is blauw, niet optimistisch maar overmoedig blauw. Er staat een flinke wind. Het is droog, geen beetje vocht in de atmosfeer tempert de keihard stralende zon. Meerkoeten en waterhoentjes achtervolgen elkaar schreeuwend, met uitgestoken nekken, als gevleugelde stormrammen, stijf van het testosteron. April is the cruellest month. Op de koorrepetitie hoort hij vanuit zijn cocon van door paracetamol weggemoffelde koorts een gesprek tussen een van de zangers en de penningmeester. Die houdt niet zo van dat schel-schitterende licht, zegt hij.
'Maar je kunt toch een zonnebril opzetten?' meent de zanger.
'Ja, en wat dan?' snauwt de penningmeester gespeeld verontwaardigd.