vrijdag 11 oktober 2024

BOEKEN


Ik kreeg het eerste exemplaar van mijn jongste boekje in handen op dezelfde morgen dat de boekerij van drukker Boris Rousseeuw onder de hamer ging. Dat was even onvoorzien als symbolisch. Als het sierkabinetje met zijn eigen uitgaven deel van de veiling uitmaakte, waren daar ook titels van mij bij. De afgelopen vier jaar realiseerden Boris en ik vier deeltjes vertaalde poëzie. Heine, Aragon, Eichendorff, Hesse. Het vijfde deel, de Liederen van de gestorven kinderen van Friedrich Rückert, lag al klaar om gezet te worden. Maar eer Boris de loden letters kon selecteren stierf hij, vierenzestig jaar oud.

Ik vond Jaap Schipper, eigenaar van de Statenhofpers in Den Haag, bereid om de verweesde tekst alsnog te publiceren. Hij maakte er met zijn medewerkers een prachtig boekje van. Een delicaat, met de hand ingenaaid schriftje, dundruk, prachtig vormgegeven. Onderdeel van wat hij de Salden Cahiers noemt. Dat is een reeks boekjes van maximaal 55 pagina's waarvan het omslag gebruikmaakt van een markant lettertype, ontworpen door Helmut Salden (1910-1996). We kennen het vooral van de Russische Bibliotheek van Van Oorschot.
In Bodega de Posthoorn aan de Lange Voorhout vertelde Jaap dat hij het eerste deeltje had gezien als een hommage aan die beroemde Van Oorschot-uitgaven. Het bevatte immers verhalen en poëzie van Ivan Boenin, wiens verzamelde werk verscheen in de Russische Bibliotheek. Een knipoog naar het grote uitgevershuis - maar bij Van Oorschot waren ze not amused. Toch had Jaap het font keurig gekocht terwijl de Amsterdamse collega's het hadden laten natekenen. Het werd allemaal in der minne geschikt, en de inmiddels tot veertien deeltjes uitgegroeide reeks cahiers omvat nu ook de nooit eerder vertaalde gedichten van Friedrich Rückert.
Na een aangenaam uur rekende Jaap onze koffies af. Onder de herfstige bomen was een kleine boekenmarkt in bedrijf. Jaap moest eigenlijk werken maar kon de verleiding niet weerstaan nog even in de boeken te neuzen. Ik had een mooie uitgave van Een zwerver verliefd op de kop getikt voor een armzalige twee-euro-vijftig. Jaap en ik bleken een liefde voor Van Schendel te delen. In Vestdijk, een andere liefde van hem, beloofde ik me nog eens te zullen verdiepen, die heeft tot nog toe behendig aan mijn aandacht weten te ontsnappen.
Bij het afrekenen zag ik een Frans deeltje Maigret. Ik sloeg het open en het was verkocht. 'Quand Maigret arriva à Delfzijl'... wat een openingszin! 

Mijn vriendin en ik wilden er een dagje Den Haag van maken, een stad die ik veel te weinig ken. Het Mauritshuis lag om de hoek. Jaaps lievelingsschilderij hing er, het Stilleven met bosaardbeien van Adriaen Coorte.
Ik moet er ooit geweest zijn - ik herinner me de verrassing waarmee ik Het aardse paradijs met de zondeval zag, coproductie van Peter Paul Rubens en Jan Brueghel de Oudere, dat ik zo goed kende als kleine reproductie in mijn vaders studeerkamer. Blijkbaar was ik destijds nog niet zo geïnteresseerd in de Gouden Eeuw want verder herinner ik me weinig tot niets van dat bezoek. Voor Vermeer was ik tamelijk onverschillig, dat was voor de massa. Het Puttertje van Fabritius viel me tegen.
Nu is dat allemaal anders. Ik werd totaal overrompeld door die rijke, o zo rijke maar overzichtelijke collectie. Het Rijks? Laat me niet lachen. Als je van de zeventiende eeuw houdt moet je in het Mauritshuis zijn. Ik zou daar een apart blog aan moeten wijden. Voor nu moet u maar van me aannemen dat we er enige mooie uren doorbrachten. Als de ogen moe werden van al die pracht konden ze even rusten op de Hofvijver en het Torentje. 
We aten en dronken in de Haagsche Bierkluis.
Op de terugweg regende het. In mijn dashboardkastje lagen maar twee cd's. Het was Rachmaninovs Eerste Symfonie of een plaatje van mezelf. Achteraf zie ik het als een hommage aan Van Oorschot en de letters van Salden dat ik koos voor Rachmaninov. 


 Meer informatie volgt zodra de website van de Statenhofpers is bijgewerkt.

Geen opmerkingen: