dinsdag 14 juni 2022

SPIJT


Ik ben een tamelijk eenkennig mens en mijn sociale leven is dan ook beperkt. Mijn familie en een paar goede vrienden en hun kinderen, daar is het wel mee gezegd. Een op een, of liever nog twee op twee voel ik me het meest op mijn gemak. In grotere groepen moet mijn rol duidelijk zijn (zoals op de jaarlijkse zomerpicknick van mijn koor, of bij de nazit van een optreden) of moet er een zekere veilige anonimiteit heersen (zoals op een receptie). Verjaardagen met vreemden, etentjes, theekransjes of borrels van kennissen, ik mijd ze zoveel mogelijk. Mijn wél sociale vriendin weet dat allang en respecteert mijn schuwheid. Ze weet dat ik niemand een plezier doe met mijn halfhartige aanwezigheid. Dat ze soms in het dorp vragen of het nog wel aan is, neemt ze maar voor lief.

Maar zondag was het anders. De man van een vriendin uit het dorp ging pianospelen en iemand ging erbij zingen. Schumann, Dichterliebe. Liefhebbers, thuis, in klein comité, met een hapje en een drankje. Dat bracht mij danig in verlegenheid. Mijn mensenschuwheid is er op pensioengerechtigde leeftijd en na twee jaar corona bepaald niet minder op geworden. Hoe moest ik me opstellen? Vroeger zou ik misschien met sonore stem en welwillende glimlach de aangetrouwde maestro hebben gespeeld maar in spelletjes heb ik geen zin meer. Men weet dat ik beroeps ben en ik zou ongetwijfeld vragen krijgen. 'Wat vond je ervan?' En dit was geen anonieme receptie, ik zou iets moeten zeggen, gesprekken moeten voeren over zingen, over mijn dierbare Schumann en Heine. Ik zou complimenten moeten geven. En wat nou, als ik die niet had? Dan moest ik huichelen. Ook daar heb ik geen zin meer in, ik wil in waarheid leven.
Daar kwam nog eens bij dat mijn verhouding met mijn oude vak op het moment moeizaam is. Die niet goed uit de verf gekomen mis van Beethoven ligt me nog zwaar op de maag. Dit zou me weer confronteren met mijn slinkende zelfvertrouwen en mijn sleetse ambitie, ongetwijfeld zou ik zin krijgen zélf te zingen. Mijn trots zou me influisteren: 'Dit kan jij beter. Ga zelf ook weer eens een recital geven.' Nee, beter zou het zijn, véél beter, om dit culturele gebeuren maar aan me voorbij te laten gaan en de middag vredig lezend in de zonnige tuin door te brengen.

Ik voerde deze argumenten aan maar mijn vriendin gaf zich dit keer niet zo snel gewonnen. Uiteindelijk hield ik voet bij stuk. Zij was niet geamuseerd. Ze had gedacht dat ik juist bij deze gelegenheid eens wél gezellig mee zou doen: 'Muziek, en jouw lievelingsmuziek ook nog eens ...' Bij haar terugkomst merkte ik dat ze gereserveerder was dan anders. Ik had geen bonuspunten gescoord vandaag.
De volgende dag werd ik somber wakker. Mijn vriendin had mijn argumenten ontleed tot op de kale essentie. Ik was gewoon bang en ik had daar overheen moeten stappen. Ik geloofde nu dat ze gelijk had. Dat uurtje had ik hoe dan ook best kunnen uitzitten. En ik had heus wel een repertoire van standaardopmerkingen paraat. Ik zou er iedereen een plezier mee hebben gedaan als ik wat sportiever was geweest. De onbevangenheid waarmee ik de eerste jaren na mijn verblijf in de kliniek (twaalf jaar geleden alweer) met mensen was omgegaan (een beetje onthecht, vriendelijk afwachtend, ego-loos) was ver te zoeken. En wie weet had ik het nog leuk gevonden ook.
Ik verontschuldigde me voor mijn horkerige gedrag en beloofde beterschap. Maar deze middag kon ik nooit meer overdoen en dat zat me dwars. Het vredige lezen in de zon heeft de vrede ik mijn hoofd tot nader order bedorven.


Geen opmerkingen: