dinsdag 18 januari 2022

Vingeroefeningen in de mist


Door de Blauwe Maandag rolde ik probleemloos heen maar de morgen van een Grijze Dinsdag trof me besluiteloos aan voor mijn Mac, roerloos, met koude voeten. Ik scrolde door Facebook en mijn oog viel op een gedicht van W. H. Auden (1907-1973). Voormalig Volkskrant-recensent Arjan Peters plaatste het op zijn tijdlijn - vermoedelijk had hij net als ik naar buiten zitten kijken, waar, niet voor het eerst dezer dagen, de daken en bomen verderop aan het zicht werden onttrokken door een tamelijk dichte mist.
Het gedichtje van Auden was een van zijn laatste, las ik. Het was ook niet erg serieus, leek het, meer een impromptu, een literaire krabbel. 'Volgens de biografie van Humphrey Carpenter dankte Auden de mist omdat hij dan niet hoefde te gaan dineren bij mensen die hij niet kon uitstaan!' luidde het commentaar van de Vlaamse schrijver en vertaler Jos Vos.
Ik begon het vers te vertalen. Toppenvers, drie heffingen, geen rijm.
'Geen zomerzon zal ooit nog
het doffe floers verjagen
dat door kranten wordt verspreid,
die in slordig proza de feiten
van goor geweld uitkotsen
dat wij niet konden voorkomen:
dit is een trieste planeet, maar
voor dit bijzonder interim,
zo kalm en toch zo heerlijk,
Dank U, Dank U, Dank U, Mist.'

Pas na afloop sloeg ik er Wikipedia op na en ontdekte ik dat dit vermeende 'impromptu' de vijfde en laatste stanza was van een langer gedicht uit de bundel Thank You, Fog uit 1973, van wel degelijk literaire allure. Ik snapte nu waarom Peters het tussen aanhalingstekens had geplaatst: het was een geciteerd fragment. Maar inmiddels was de lust me al vergaan en ik liet het er maar bij. Mijn vingeroefening bracht me op een gedicht van Hermann Hesse dat ik al heel lang ken, dat me dierbaar is en dat ik vaak heb geciteerd. Onregelmatig metrum, zoals vaak in de gedichten van Hesse, maar strikt rijmschema, altijd lastig in het verwante maar op cruciale momenten opeens afwijkende Duits. Ik deed een eerste poging. Twee uur later schud ik de concentratie van me af, zet nog eens koffie en kijk uit het raam. Tot mijn verrassing is de mist nog niet opgetrokken.


In de mist Vreemd, om door nevels te dwalen!
Eenzaam is elke struik en steen,
De wegwijzers falen,
Ieder is alleen.

't Lachen van vrienden is verstomd
In dit verdonkerd najaar;
En, nu de mist opkomt,
Is niemand meer zichtbaar.

Wijs is alleen degene 
Die 't nachtelijk donker kent,
Dat door geen maan beschenen, 
De wereld afwendt.

Vreemd, om door nevels te dwalen!
Elke houvast verdween.
Ons hart moest wel falen,
Ieder is alleen.

Im Nebel, Hermann Hesse, 1906


Geen opmerkingen: