vrijdag 4 juli 2025

SNELSCHRIJVEN


Over deadline gesproken: dit is pas racen tegen de klok. Over een klein half uur komt mijn zoon deze computer ophalen. Google Drive werkt niet meer. Het wordt niet meer ondersteund door de software die draait op mijn type Mac. Zo dwingen de geldwolven bij Apple de gebruikers nieuwe apparatuur aan te schaffen. Mijn zoon heeft een list bedacht om hun strategie te omzeilen en terwijl hij die uitvoert zal hij ook de Mac opensnijden (schroefjes en boutjes hebben ze niet meer, die uit één stuk gegoten toverdozen) om een nieuwe harde schijf te installeren. Ondertussen krijg ik een laptop te leen. Maar omdat ik niet weet hoe een en ander zal verlopen tik ik dit blogje nu dus in vliegende haast. Want vrijdag moet er iets verschijnen, dat spreekt. Noem het een neurose. De dagen dat ik zomervakantie nam, anders dan tijdens buitenlandse reizen, zijn voorbij. 
De uitdaging bevalt me eigenlijk wel, merk ik. Ik stel mezelf zeer weinig literaire eisen vandaag. Er is maar één voorwaarde: dat dit af is voordat de bel gaat.
Collega-blogger en vriend De dwarse man heeft, alweer zo'n tien jaar geleden, een aantal gedichten geschreven over Turfman, een geheimzinnige afspiegeling van hemzelf die het schuurtje in zijn tuin bewoonde. De gedichten waren in principe rijmloos, maar hadden een sterk metrum. Het voornaamste vormvereiste was hun lengte: ze bestonden ieder uit exact acht regels. Het bijzondere aan de reeks, die hij op het hoogtepunt van het artistieke succes abrupt liet eindigen, wijzer dan Bob Dylan, Sinatra en Heintje Davids bij elkaar, was het ontstaan: elke woensdag om twaalf uur precies begon mijn vriend te tikken en om kwart over twaalf moest het vers klaar zijn. De gedichtencyclus heeft door die tijdsdruk iets van het ademloze van een jazz-improvisatie. 
Natuurlijk had ik kunnen anticiperen op de komst van mijn zoon en me vanmorgen in alle rust aan mijn wekelijks (vroeger tweemaal per week! Lui ben ik geworden...) blogje kunnen wijden. Maar ik had zin om naar buiten te gaan want het weer was mooi, helderblauw en niet te warm, en na die drukkende, abjecte en kwaadaardige hitte van eerder deze week was het een aantrekkelijk vooruitzicht om een eind te wandelen. Ik strekte de benen en liep naar de stad om de vrijdagse boekenmarkt op het Spui te bezoeken. Ik zocht niets bepaalds maar ik was er al een tijdje niet geweest.
Na de Leidsestraat met zijn verzameling onbegrijpelijke toeristenwinkels die uitsluitend plastic poppetjes of gekleurd snoep of slechte kaas verkopen was het een verademing de door een leven van boeken kromgebogen mannen te zien, sommigen inmiddels aardig tandeloos, een stok ter hand, een sjekkie in de mond. De ruggen van de boeken, leer, stof of papier, met de namen van schrijvers waarvan in elk geval de toeristen van de Nutella-straat nooit gehoord zullen hebben las ik op mijn gemak, mijn leesbril op het hoofd. Net als tijdens mijn vorige bezoek vond ik niets van Vestdijk, de vrijwel vergeten en door mij te laat ontdekte grootheid, - ja toch: drie prachtig uitgegeven dichtbundels. Maar voor de poëzie van Simon is het nog iets te vroeg. Als het me net zo vergaat als eerder met Simenon en Dickens zal ik, nadat ik alle romans heb gelezen, nieuwsgierig op zoek gaan naar méér. Ik zal dan spijt hebben dat ik die paar tientjes niet heb uitgetrokken om die mooie deeltjes verzen aan te schaffen; Thanatos aan banden, de titel alleen al! Wat maakt het uit dat de sectie poëzie in mijn boekenkasten overvol is (de bundels staan zo strak tegen elkaar aan geperst dat ik ze er slechts met moeite uit kan halen) - ik ben al begonnen te stapelen, dat kan best nog een tijdje zo doorgaan, tot ik de moed heb verzameld om onzinnige en nooit gelezen deeltjes weg te doen of totdat ik de enige stukken muur die nog vrij zijn met nieuwe planken heb bekleed.
De bel! Ik lees dit niet over. Hopelijk tot volgende week, lezer.