donderdag 26 maart 2020

OP SLOT (10, slot)


Dag 10.

Omdat de koffie bijna op is besluit ik een andere wandelroute dan anders te nemen. Via de Aldi, om de Markus Dark Roast 100 % arabica te halen die ik in de Harz heb ontdekt. Ik kan dan meteen een paar flessen Grüner Veltliner meenemen. Op een bankje aan de Jozef Israëlskade strijk ik neer. De zon schijnt vol, er staat een lichte wind, diamantgruis springt fonkelend over het water. Ik neem de tijd om een artikel te bepeinzen dat ik vanochtend in De Volkskrant heb gelezen. Ira Helsloot, hoogleraar Veiligheid, stelt, niet voor de eerste keer, dat de drastische aanpak van de crisis zwaar overdreven en zelfs contraproductief is. Eerder had hij de Italiaanse aanpak 'het stomste wat je kon doen' genoemd, en de scholensluiting 'irrationeel'.  Hij gooit er deze keer een hoop cijfers tegenaan, maar het voornaamste geschut dat hij naar voren duwt is dit doemscenario: ons kortetermijndenken is gemotiveerd door lofwaardige gevoelens van medemenselijkheid, dat wel, maar niet door gezond verstand. Want: er zullen aan het einde van de rit misschien minder mensen bezweken zijn aan corona dan het geval zou zijn bij lichtere maatregelen - maar de economie zal uitgeput op zijn gat liggen en daarmee ons toch al zo kwetsbare zorgstelsel. Op lange termijn zullen er dus veel méér mensen sterven dan anders. Het is ogenschijnsel een dapper, dwars en nuchter artikel, maar terwijl ik het overdenk daalt er een dof gevoel op me neer. Zou het dan echt allemaal voor niks zijn, deze lockdown? Dat is een nare gedachte.

In de Aldi maait een grote gelaarsde man met zijn armen rond, terwijl hij beurtelings giechelt, zingt en met rauwe bulderstem half verstaanbare dingen roept. De caissière zegt dat hij een boodschappenkarretje moet nemen, wegens de verplichte afstand. Anders mag hij de winkel niet in. Als hij dat eindelijk met veel hoge giechels heeft gedaan danst hij weer luidruchtig verder, het karretje ergens achterlatend. Weer wordt hij tot de orde geroepen. Hij krijgt een winkelverbod als het zo doorgaat, zegt ze streng. Hij schuift zijn grote zonnebril omhoog en roept dat ze Respect! moet hebben, Respeeeect! Nee, ik heb geen respect voor jou, zegt de kleine caissière. De manager, een jongeman met een rossig sikje wiens ronde hoofd tot halverwege de borst van de roeper reikt komt erbij. Hij probeert het met redelijkheid en charme. Ik ruik zijn angst en verlaat haastig de Aldi. In scenario Helsloot zal ik hier misschien ooit mijn karige boodschappen moeten doen, leunend op een knoestige stok, want rollators zijn er alleen nog voor de rijken. Maar tot die tijd besluit ik er niet meer te komen.

Ik sluit dit dagboekje af met een citaat dat dezer dagen op internet rondwaart. Het is uit het tweede hoofdstuk van De reisgenoten, deel I van In de ban van de Ring, J. R. R. Tolkien. In de vertrouwde vertaling van Max Schuchart waarmee mijn generatie is opgegroeid.

'Ik wou dat het niet in mijn tijd behoefde te gebeuren,' zei Frodo.
'Ik ook,' zei Gandalf, 'en dat geldt voor allen die in een dergelijke tijd leven. Maar die beslissing is niet aan hen. Het enige dat wij moeten beslissen, is wat wij zullen doen met de tijd die ons is gegeven.'


Geen opmerkingen: