vrijdag 26 juli 2019

KATTENKOOI

Er hing met die hitte een wat apocalyptische stemming. Anders dan vroegere hittegolven, die een vakantiegevoel gaven met hun zeldzame zoele avonden, was deze niet alleen drukkend maar ook bedrukkend. Ik vervloekte die klimaatsceptici die hun informatie merkwaardig selectief vergaren en de raketbouwers van Trumps NASA een 'onverdachte bron' noemen. 'De poolkappen smelten niet, maar nemen toe,' zegt NASA. Jawel, u leest het goed. Misschien houden ze nu even hun mond tot het herfst wordt.

Op het terras in het park streek een gezinnetje naast me neer. Een slungelige puberzoon die niets meer wilde, alleen een flesje water. Een meisje van een jaar of elf dat een ongezonde rode kleur had. Ze zag er dermate oververhit uit dat ik me zorgen zou maken als ik haar vader was. Ze haalde een tas tevoorschijn met een goed leesbaar logo. Madame Tussauds. Mijn god, ze waren een dagje Amsterdam aan het doen! Toen de waterflesjes leeg waren  hoorde ik moeder zeggen: 'We lopen nu terug naar het station en dan nemen we de boot (ik neem aan dat ze de pont bedoelde) om aan de overkant rond te kijken.' Ik stelde me de wandeling van drie kwartier voor door hartje Amsterdam, drie uur 's middags, bij 37 graden, en het rondkijken in de zonovergoten kale oeverlanden van Noord. Er zijn meer gekken op de wereld. Dit waren geen sceptici maar glasharde ontkenners. Die hitte zou hun lang geplande uitje niet bederven! Misplaatste flinkheid.

Gelukkig is er in deze zomermisère ook een lichtpuntje. De kattenkooi is net op tijd afgekomen.
Vroeger maakte ik me nooit zorgen om mijn katten. Dat was ook nergens voor nodig, want ze meden het balkon zoveel mogelijk. Maar de komst van Snuf en Snuitje veranderde dat alles. Ze zijn nieuwsgierig, ondernemend, belust op alles wat beweegt, en volkomen onbesuisd. Misschien ben ik te schijterig maar ik zag ze in gedachten naar een vogel of vlinder springen en drie verdiepingen naar beneden vallen. Toen de jonge kat van mijn dochter in Londen van achthoog uit het raam te pletter viel stond mijn besluit vast. Deze katten mochten niet eerder het balkon op voordat er een soort kattenkooi was gefabriekt. Dat gaas tot borsthoogte dat we algauw na hun komst hadden aangebracht was bij lange na niet genoeg.
Vorig jaar voltooide mijn jongste dochter de eerste helft, van twee bezemstelen, tie-wraps en kippengaas. Ze heeft in de vogelopvang gewerkt en is goed in geïmproviseerde kooien. De linkerhelft van ons achterbalkon (dat zich over de breedte van het hele huis uitstrekt) was nu min of meer cat proof.
Waar het verhoogde gaas ophield maakten we een barrière. De rechterhelft moest nog even wachten.
Zo doorstonden we de hittegolf van destijds: helemaal op ons gemak waren we nooit met open balkondeuren.
Tot Snuf ontsnapte door de keukendeur. Met één vermetele sprong stond hij te wiebelen op de balustrade. Voor we iets konden doen had hij de overstap gemaakt naar het buurbalkon. We moesten half op de kast die beide balkons scheidt klimmen, en konden hem met veel overreding en de herhaalde belofte aan brokjes zover krijgen dat hij daarbovenop sprong. Een greep in het nekvel en vermanende woorden en alles liep goed af. Maar het gebeurde nog een paar keer. We hielden telkens ons hart vast. Het was duidelijk dat de kooi af moest voor het weer zo heet zou worden.
Mijn vriendin monteerde de bamboestokken (die de oorspronkelijke bezemstelen vervingen), mijn oudste dochter sloot de balkonkast van de buren af met stevig gaas en mijn jongste nam het rechterdeel van de balkonbalustrade onder handen, net op tijd voor de voorspelde golf. De deuren zwaaiden open om onze gerenoveerde veranda feestelijk te onthullen. Snuf rende naar buiten, nam alles heel even in ogenschouw, zag de onbelemmerde doorgang in het midden, nam een aanloop, maakte juichend een reuzensprong, kwam hardhandig in botsing met kippengaas en gleed spartelend naar begane grond. Beduusd keek hij omhoog, wij keken opgelucht toe.
Insecten mogen zoemen tot hoog in de lucht, de meesjes mogen kwetteren en de eksters mogen schateren wat ze willen in de grote boom die de trots van onze binnentuinen is, ik lees rustig verder en vertrouw op de kooi.

[De eerste keer dat ik naar Engeland overstak belandde ik in een hittegolf. Dat was toen, in 1995, nog charmant en met 30 graden heel wat minder heftig dan nu. De avond viel. Ik dwaalde zwetend met vrouw en kinderen door Bury St. Edmunds, op zoek naar een pub die open was, en dacht aan Kuifje en de geheimzinnige ster. Zomer in het kwadraat, en dat in Engeland. De eigenares van de B&B vroeg naar onze thuissituatie. Hadden we een tuin, bijvoorbeeld? Ik keek naar de hare, die de grootte van een gemiddeld stadsparkje had, en antwoordde beschaamd van nee, maar dat we wel over één, ja zelfs twee, balkons beschikten. Haar gezicht sprankelde toen ze zei: 'Oh, you have a balcony? How lovely!' Alleen als je deze dwaze Britse beleefdheid begrijpt, snap je hoe Boris Johnson groot kon worden.]


Geen opmerkingen: