dinsdag 2 juli 2019

De verliefde zeemeermin


Daar naderen donkere luchten,
De nevel bedekt de zee;
De golven ruisen en zuchten,
Iets wits komt ruisend mee.

Een meermin stijgt schuimend naar boven,
En zinkt op het strand naast me neer;
En onder haar hemd, fijn gewoven,
Daar zwellen haar borsten zeer.

Zij drukt me neer en omhelst mij,
Te ruw naar mijn idee.
 ‘Je duwt me veel te hard jij…
Jij schone waterfee!’

‘Ik druk jou in mijn armen,
Omdat ik van je houd;
Ik wil aan jou me warmen,
De avond is te koud.’

De maan kijkt almaar matter
Vanuit de wolken mee.
‘Jouw oog wordt droever en natter,
O schone waterfee!’

‘Het wordt niet natter en droever.
Het nat van mijn oog dat je ziet,
Is de branding bij de oever,
Die een druppel achterliet.’

De meeuwen krijsen klaaglijk,
En grommend woedt de zee.
‘Jouw hart klopt wild, ondraaglijk,
O schone waterfee!’

‘Mijn hart klopt wild, ondraaglijk,
Het klopt ondraaglijk wild.
Ik vind jou zo behaaglijk,
Mijn lieve mensenkind!’


Heinrich Heine (1797-1856), Die Heimkehr (1823-1824) nr. 12
Vertaling: Jan-Paul van Spaendonck
Illustratie: The Mermaid (1901), John William Waterhouse (1849-1917)




Geen opmerkingen: