Een vrouw
Ze hadden elkaar hartstochtelijk lief,
Zij wilde niet deugen en hij was een dief.
Als hij het fatsoen verachtte,
Wierp zij zich op bed en lachte.
De dag werd in lieve lust verdaan,
En ’s nachts lag zij lekker tegen hem aan.
Maar toen het cachot op hem wachtte,
Stond zij aan het raam en lachte.
Hij liet haar zeggen: Kom naar mij toe,
Ik ben je kussen nog lang niet moe,
Ach, laat me niet langer smachten –
Zij schudde haar hoofd en lachte.
Om zes uur stipt gleed de strop om zijn nek,
Om zeven uur zonk zijn kist in de drek.
Maar al om even na achten,
Dronk zij rode wijn en lachte.
---------------------------------------------
Zelden voel ik mij begrepen,
Echt begrijpen doe ik geen.
Maar samen in de stront gelegen,
Snappen we elkaar meteen.
------------------------------------------------------
Zo gaat het in de wereld
Heb je veel, dan zal daar snel
Nóg veel meer bezit bij komen.
Wie maar weinig heeft, hem wordt
Ook dat beetje afgenomen.
Maar als je totaal niets hebt -
Ga je graf alvast maar spitten.
Want het recht om er te zijn,
Hoort aan hen die iets bezitten.
Ein Weib, uit Romanzen (1844)
Nr. 80 uit Die Heimkehr (1826)
Weltslauf, nr. 1 uit de cyclus Lazarus, uit Romanzero (1846-1851)
Vertaling Jan-Paul van Spaendonck
'Zij wilde niet deugen' is overgenomen uit de vertaling van Marko Fondse en Peter Verstegen in De Tweede Ronde, jaargang 3, 1982. In mijn vertaling stond oorspronkelijk: 'Zij was dievegge'.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten