dinsdag 20 september 2016
JIM
Jim de Groot trad in het kerkje op, zei mijn vriendin. Had ik soms zin om mee te gaan? Ach, waarom niet. Het was zondagmiddag en ik wilde de zinnen verzetten na een roerige zaterdag. We liepen erheen over de dijk. Ik kende Jim natuurlijk als zoon van zijn vader, en wist dat hij in musicals had gespeeld - laatst had ik hem nog voorbij zien komen in die EO-draak The Passion - maar verder had ik geen idee wat ik kon verwachten.
De Vermaning was omgetoverd tot een huiskamer. Er waren zelfs bankstellen rondom het podium gesleept. Jim zat zijn gitaar te stemmen. Geen microfoon, geen versterking? Dat was zelfs in klassieke muziek zo langzamerhand uitzonderlijk. Ik scherpte mijn oren bij voorbaat, mijn nieuwsgierigheid was gewekt.
Hij begon met een liedje van zijn vader, een minder bekend liedje van Waar ik woon en wie ik ben, de plaat waarmee Boudewijn genadeloze, kale eerlijkheid had geprobeerd aan het vinyl toe te vertrouwen. Het bleek een veelbetekenende keus.
Jim begon te vertellen. In 2011 was hij vastgelopen in het leven - opgefokt, doorgesnoven - en in een 'gesloten inrichting' beland. Mijn gescherpte oren werden nog een puntje extra gevoelig. In Epen, Limburg, jawel. Verrast stootte ik mijn vriendin aan. Precies dezelfde kliniek waar ik een half jaar eerder was geweest, om andere, maar vergelijkbare redenen. Ik zou het alleen geen 'gesloten inrichting' noemen, hoewel het dat natuurlijk was, we mochten immers niet zonder toezicht naar buiten. Dat Jim dat wel deed had alles te maken met zijn neus voor theater. Hij zette zijn eigen imago van onaangepaste wildebras lekker vet aan. 'Ik heb mijn psychiater bij me, voor als ik doordraai,' na een erg heftig liedje. 'Als jullie moeten kakken, dan zeg je het gewoon, dan stoppen we even.' Tegen het keurige, grijze publiek. En: 'Heb je nog een biertje?' Tegen de organisatie; die haastte zich naar de ijskast.
Jim praatte veel. Soms mompelend, terwijl hij zijn gitaar stemde, soms sonoor orerend. Uitgesponnen verhalen onderbroken door wilde, soms vileine invallen en geestige terzijdes. Ontspannen, maar tegelijk met een nerveuze urgentie. Hij wiste zich met een handdoek voortdurend het zweet van voorhoofd en gitaarhals. Veel verhalen over 'de kliniek' - ik smulde ervan. Veel ook over hoe het is om 'de zoon van' te zijn. Het thema dat met het treurigste grafschrift van de wereld: Hic iacet filius Goethi, 'hier ligt de zoon van Goethe' alomvattend verwoord is. Boosheid en verongelijktheid mogen Jim de kliniek in hebben gewerkt, eventuele rancune jegens zijn beroemde en in zijn jeugd vooral afwezige vader belette hem niet om zes liedjes van de grijze bard te spelen. Heel anders dan zijn vader het doet, heel persoonlijk. Waar Boudewijn vooral flegmatisch is, spat de energie van Jim af. Zijn gitaar moet het daarbij ontgelden, hij ragt en slaat erop, trekt aan snaren en aan de hals om vibrato te maken, en maakt haar tot een houten tolk van emotie, precies zoals het hoort, vind ik. Ik heb mijn gitaren ook altijd als geliefde voetvegen behandeld, tot verdriet van mijn zoon. Alles in dienst van de expressie!
Jims eigen liedjes waren trouwens erg goed, konden moeiteloos opwegen tegen het familie-erfgoed. Niet het twee, drie akkoorden-gejeremieer van de hipster-songwriter, maar krachtige, doorwrochte songs met soms verrassende wendingen. Sterk gezongen ook, geen microfoon nodig.
En al die tijd zat ik maar te denken: dit is wat ik ook van plan was, dit is wat ik ook wilde doen. En wat ik ook een paar keer gedaan heb: een bijna therapeutisch zelfportret in tekst en muziek, in een huiskamersetting. In mijn geval las ik er columns bij, van dit blog, ook over de kliniek, onder andere. Jim heeft het tot een ijzersterke formule uitgebouwd. Theatraal uitgekiend ook, inclusief vooraankondigingen. Ergens in het begin speelt hij het intro van de aan hem gewijde hit. Hoe sterk is de eenzame fietser, u weet wel. Om die snel af te breken en te zeggen 'Die dus maar niet.' Lach verzekerd. Maar als het optreden gedaan is en hij terugkomt voor een toegift, is dat dus precies wat hij wél zingt: Jimmy. Zo weet hij een geheel eigen, compromisloos programma te maken dat toch tegemoetkomt aan het verlangen van het publiek, om in de zoon ook iets van de vader te horen. En nog met een boodschap ook, die ik van harte kan onderschrijven: met iedereen is wel wat, en je kunt je eigen sores nooit met die van een ander vergelijken. Knap hoor.
Na afloop praatte ik nog even met hem. Een veel aardiger en toeschietelijker jongen dan die verongelijkte, grofgebekte man op de huiskamerbühne - want dat was, mét alle schurende oprechtheid, óók theater geweest. Alweer: zoals het hoort. We haalden dankbaar herinneringen op aan de kliniek, de gesloten inrichting. Hij vond dat ik er goed uitzag, helder uit mijn ogen keek. Ik keek in de zijne, die van een lotgenoot. Ik kon van hem hetzelfde zeggen.
(Foto: Rob de Jong)
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
1 opmerking:
Het werkelijke grafschrift van August von Goethe luidt: GOETHE FILIVS / PATRI / ANTEVERTENS / OBIIT / ANNOR[VM] XL / MDCCCXXX (dat is: Goethe junior overleed - zijn vader voorafgaand - in zijn veertigste levensjaar in 1830). De 'hic iacet'-versie heb ik waarschijnlijk ergens (bij Godfried Bomans?) gelezen en nooit geverifieerd.
Een reactie posten