dinsdag 13 september 2016

MIXEN


René had me gevraagd om wat voorbeelden uit te zoeken van wat ik mooi vond qua klank. Na Utrecht luisterde ik naar Gérard Souzay. Zijn stem sprong schel mijn oorschelp binnen, de piano hoorde ik nauwelijks. Vond ik dit vroeger echt mooi, deze brutale, rond de zanger gecentreerde manier van opnemen? Of was mijn ouder wordend oor, dat moeite heeft met het horen van hoge piepjes, er te gevoelig voor geworden? Was mijn autoradio stuk? Bij het passeren van Zaltbommel, waar de rivier in het gouden septemberlicht lag te soezen, was Dieskau aan de beurt. Liederen van Othmar Schoeck. Im Welschland… dierbaar lied. Weer dat schelle, over-directe. Nee, van mijn oude helden moest ik het niet hebben. Ik zou op eigen kompas varend deze dag moeten doorkomen.
Oisterwijk, achthonderd jaar oud dorp met stadsrechten, maakte zich op voor een vrolijke dag, zo in deze uitbundige toegift van de zomer, dat zag je aan de gezichten, gebruind, lachend. Ik vroeg de weg, omdat ik toch weer verkeerd gelopen was, passeerde het stille stationneke en dook onder in het halfdonker van de studio. Mijn stem klonk me al tegemoet.
Kasten vol oplichtende en knipperende apparaten boordevol knoppen, die lijken op de kapiteinstafel van Starship Enterprise, bossen vrolijk gekleurde snoertjes. Hier wordt analoog gewerkt, vintage, er is zelfs een microfoon van het soort waarmee Hitler de massa’s heeft toegesproken. Computerschermen natuurlijk ook, vol heen en weer flitsende en uitslaande golven, maar die vallen in het niet bij al die op buizen werkende steunapparatuur. Op de mengtafel zoeken streepjes oranje en blauw licht de toppen van het aantal decibels. Aan de juiste technische termen waag ik me niet.
René heeft de basisinstellingen klaar. We gaan aan de slag. Ik vertrouw op zijn jonge en getrainde oren. Ik hoop dat ik aan het eind van deze dag mijn muziek nog steeds mooi vind.

De cd Wat ik later wilde worden, liederen op teksten van Robert Eksteen, verschijnt deze herfst. Meer informatie volgt later.

Geen opmerkingen: