'Ik zag dat opa in een rolstoel zat,' zei mijn dochter, voor een week over uit Engeland, een business trip.
'Ja, hij kan bijna niet meer lopen,' zei ik.
'Wat erg!'
'Ja,' zei ik slechts. In een vage flits ging het door me heen hoe ik op dit moment mijn hart zou kunnen luchten. Hoe ik haar zou kunnen vertellen wat me zo bezig had gehouden, de afgelopen tijd: de snelle aftakeling van mijn vader, en hoe moeilijk ik het daarmee had gehad. Maar ik deed het niet. Ik zei in plaats daarvan: 'Gelukkig zijn er ook mooie nieuwe ontwikkelingen.' En ik vertelde over mijn kleindochter, haar nichtje. Over hoe ze lachte en zelfs al zong, een paar herkenbare noten, E en Cis.
'The circle of life,' begreep mijn dochter.
Later vroeg ik me af of ik nu zo had gereageerd om emoties uit de weg te gaan waar ik op dat moment geen zin in had, om moeilijke, zelfs pijnlijke onderwerpen te vermijden, of omdat er iets anders speelde: de verantwoordelijkheid die een ouder voelt om zijn kinderen gerust te stellen. En als dat laatste waar was, zou het dan niet zo zijn dat àl die mensen die wijze dingen zeggen over het leven, die zo berustend en kalm het drama dat het leven is overzien en er een wijze les uit lijken te trekken, een simpele, in een enkele zin gevatte les, - dat die mensen eigenlijk ook worstelden, innerlijk, en alleen om de ander gerust te stellen met zo'n kalenderwijsheid kwamen? Geloofden ze zelf wel in hun 'inzicht'? Bestonden er wel wijze mensen?
Het gesprek kwam op een verhaal dat ik aan het schrijven ben, een kinderverhaal, over een zeemeermin. Mijn dochter was als kind dol op zeemeerminnen. Disney's Little Mermaid was haar favoriete film, die werd elke vrije dag wel een keer opgezet. In het zwembad speelden zij en haar kleinere zusje met overgave, spetterend en plonzend, dat ze zeemeerminnen waren. 'En jij was koning Triton,' was het dan vaak. En ik moest morrend mijn veertig baantjes onderbreken om de rol van de bebaarde vorst op me te nemen; de meiden hingen aan me, klommen op me, en ik liet dat een tijdje begaan tot ik te veel water binnen kreeg en bijkans bang werd te zullen verdrinken. Dan riep ik ze tot de orde en hervatte ik het werk aan mijn conditie.
Ik denk dat, wie ooit koning Triton is geweest, dat in de ogen van zijn dochters altijd wil blijven. Natuurlijk toon je ze, als ze ouder worden, wel een glimp van je eigen onzekerheid, van je eigen onvolgroeidheid - maar niet te veel. Iemand moet er tenslotte voor de oudste en de wijste spelen.
1 opmerking:
Laat ik nu eens niet in kalenderwijsheden vervallen, maar volstaan met de melding dat ik me volledig kan vinden in de laatste zin van je stukje.
Een reactie posten