dinsdag 25 februari 2020

NARCIS


Het wereldnieuws brengt niet veel goeds. Rampspoed en ellende. Pandemieën, aanslagen, natuurgeweld, ongelukken. Ondertussen brengt het weer ook weinig goeds. Natuurlijk zijn er sporen van lente, optimisten kunnen genoeg voedsel vinden voor hun positieve wereldbeeld, van nestelende eenden tot bloeiende blauwe druifjes, maar zo langzamerhand worden de meeste mensen het beu, hoe de lauwe lange winter met zijn natte staart blijft zwiepen.
We zaten aan de keukentafel en dronken koffie, deelden een pecanbroodje dat overgebleven was van de vorige dag. Mijn vriendin kwam net van yoga, ik had bij haar thuis met wat ademoefeningen en wat meditatie een stoere poging gedaan om de maandagse tegenzin te overwinnen. Het was die morgen tamelijk windstil geweest maar de wind trok weer aan. De regen verdichtte zich tot de lucht zelf vloeibaar leek. Je hebt natte en minder natte regens, heb ik van Simenon geleerd. Dit was een uiterst natte. Kleine druppels, maar dicht opeen en in een snel ritme neervallend , als de tikkende naald van een naaimachine. We overwogen wat we met deze dag aan moesten. Ik wist het wel: huiswaarts, misschien samen met de katten een uurtje slaap inhalen na een slechte nacht, voor mijn vaste klussen op me wachtten. Mijn vriendin was minder zeker. Er was te weinig te doen in haar atelier in de stad. Misschien bleef ze maar thuis om zich in haar belastingaangifte te verdiepen. Het is bar met de wereld gesteld als je liever thuisblijft om je belastingaangifte te doen dan eropuit te gaan.
Ik knoopte mijn jas dicht en trok mijn hoed goed strak aan tegen wegwaaien. Mijn vriendin schoot een paar klompen aan en liep met me mee de regen in. We namen afscheid, ik startte de motor en draaide achterwaarts de dijk op.
Mijn vriendin wenkte me. Ik trapte op de rem en wachtte. Ze ging de voortuin in, bukte zich en plukte iets. Ze liep om mijn auto heen, ik draaide mijn raampje open. De regen woei naar binnen. 'Hier,' zei ze, 'een voorproefje van de lente.' Ze gaf me een nog niet ontloken narcis. Steel en knop vormden een vloeiende, gebogen lijn. Ik legde de bloem naast me op de stoel, bedankte, en reed weg. We zwaaiden. Ze verdween in haar huis.
Onderweg trok de wind aan de auto en de ruitenwissers werkten hard.
Ik keek naar de bloem naast me en probeerde hoop en geduld te hebben.


(Illustratie: Nisaburo Ito)


Geen opmerkingen: