vrijdag 7 februari 2020

AFSCHEID


Boudewijn de Groot rondde gisteren in DWDD met de van hem bekende onderkoelde terloopsheid zijn imposante, ruim een halve eeuw omspannende carrière af. 'Dit is de laatste keer dat ik zingend op tv kom,' zei hij. Matthijs van Nieuwkerk, gewend aan tamtam en heisa als hij is, was verrast en ook teleurgesteld, geloof ik: hij is dol op primeurs en had er graag meer sensatie uit gepeurd. Maar dat is niks voor Boudewijn, Bo voor intimi. De reden waarom de iconische vaderlandse zanger, die ooit als Baldwin the Great vergeefs in Engeland trachtte door te breken, na al die jaren stopt, is, in één woord: faalangst. De komende tournee met Vreemde Kostgangers (zijn trio met Henny Vrienten en George Kooymans) wordt zijn laatste. Eerder stopte hij al met het rondreizen met zijn eigen hits. Het kost hem tegenwoordig slapeloze nachten, dat optreden, en hij is voor het eerst in vijftig jaar nerveus, bekende hij eerlijk. Aan de tafel, waar iedereen doorgaans ronkend en blakend van eigendunk in de Openbaarheid vertoeft, werd vreemd opgekeken. Zijn kwetsbaarheid nam me zeer voor hem in.

Nu weten we allemaal, dat zo'n aankondiging niet letterlijk genomen hoeft te worden. Het is een intentieverklaring, soms niet meer dan een momentopname. Er is geen sprake van contractbreuk als de gepensioneerde artiest na een jaartje geraniums alsnog besluit weer de boer op te gaan met zijn liedjes. Hoorden we onlangs niet Rob de Nijs binnen korte tijd twee tegengestelde aankondigingen doen? In de eerste zei hij te stoppen, wegens de Parkinson die hem helaas heeft getroffen. Vervolgens gaf hij te kennen dat het de eerste schrik was geweest die tot die aankondiging had geleid, en dat hij uiteraard zo lang mogelijk door zou gaan. Er was natuurlijk een grens, zei hij: voorbij een zeker stadium was het mensonterend en pijnlijk voor alle partijen om nog op te treden. Maar wie zal zeggen of hij die grens ook werkelijk zal respecteren? Ik zie hem ooit nog wel, als hij gewend is aan de onttakeling van zijn schijnbaar eeuwige jeugd, en als zijn stem het nog doet, Malle Babbe zingen vanuit een rolstoel. En ik zal dat droevig vinden, maar ook mooi.

In de herfst van 1992 kondigde mijn vader, toen zevenenzestig jaar oud, met grote stelligheid aan dat hij het welletjes vond. Dit ene optreden in het Duitse Großkrotzenburg zou hij nog doen, maar daarna hield hij het voor gezien. Hij had geen zin meer in de spanning vooraf, en de steeds hogere eisen die hij aan zichzelf stelde werden niet meer gehonoreerd; of liever gezegd, zijn vermeende tekortkomingen werden niet meer gecompenseerd door speelplezier. Hij was, kortom, ontevreden over zijn eigen prestaties en de lol was eraf. Hij wilde nog wel piano studeren, maar niet meer in de openbaarheid treden met de resultaten van die studie.
Die avond regende het hard, de straatjes van het oude stadje glommen in het lantaarnlicht. We speelden en zongen Schubert, Schumann en Liszt, een romantisch programma. Nadat we de nazit met de plaatselijke notabelen hadden doorstaan, wilde mijn vader naar bed. Maar ho ho, dat ging zomaar niet! Ik kende mijn vaders voorliefde voor de catalogus (hij sprak dat uit met de klemtoon op de voorlaatste lettergreep) en had een lijst gemaakt van alle liederen en aria's die we ooit samen hadden uitgevoerd, alfabetisch geordend, datum, locatie en gelegenheid erbij.
Die lijst overhandigde ik hem ceremonieel op de hotelkamer. Terwijl hij hem plichtmatig doorlas schonk ik twee waterglazen vol schnapps. Van dat vroege bed kwam niks terecht.
En hield mijn vader woord? Hij stopte met koorconcerten dirigeren, dat is waar. Maar onze recitaltjes gingen gewoon door. Het idee dat hij officieel gestopt was en dat die optredens alleen maar toegiften waren moet hem voldoende hebben opgelucht. Rond de millenniumwisseling organiseerde hij zelfs zijn eerste solorecital, in zijn toenmalige woonplaats Grave. En tot niet ver voor zijn dood bleven we fantaseren over "misschien nog één Winterreise".

Weten wanneer het genoeg is geweest - het getuigt van wijsheid; maar het impliceert ook dat je je eigen eindigheid accepteert, en dat is toch iets, die eigen eindigheid, waartegen we ons allemaal innerlijk sterk verzetten. Daarom is de aankondiging van een stop zelden definitief. Meestal is het een manier om de drukkende verantwoordelijkheid wat minder drukkend te maken. Om afstand te nemen. Om ruimte te scheppen. Of om strepen te trekken, een mooi overzichtelijk plaatje te maken van je eigen leven en werk. Is de ontspanning die dat moet opleveren eenmaal een feit, dan gaat het artiestenbloed meestal weer bruisen. Wie als kind tussen de schuifdeuren om aandacht vroeg wil ook als hoogbejaarde nog weleens in de schijnwerpers staan.


(Foto: Frank Ruiter)


Geen opmerkingen: