Toen ik bovenkwam had mijn dochter de kerstboom afgetuigd.
Hij was wat uitgedroogd maar nog frisgroen. Weer viel me op dat zo’n
onopgemaakte boom eigenlijk mooier is. Dat had ik ook gedacht op het moment dat
de eerste ballen erin gingen.
‘Het is fijn als
hij komt, maar ook fijn als hij weer weggaat.’ We waren het eens. ‘Lekker veel
ruimte.’
Mijn dochter
draaide de metalen voet los waarin de spar was vastgeschroefd. Ik schoof een stoel
opzij, deed de balkondeuren open, nam de boom aan en zette hem buiten.
Nu was het zaak om even door te zetten. Stofzuigen,
en gestold kaarsvet van het meubilair schrapen. Ik pakte een voor een de oude
gipsen beelden op die nog in de stal van mijn opa en oma hebben gestaan en
legde ze in de uitpuilende kartonnen doos waarin ze hoorden. Die doos is stuk
en de meeste beelden erin zijn stuk. Maar het geheel wordt in bedwang gehouden
door de muur aan de ene kant en een stapel spelletjes aan de andere. Ik zou het
kunnen ordenen, ruimte kunnen maken, de onthoofde kameel kunnen wegdoen, de
gescheurde doos kunnen vervangen, maar ik laat het maar zo. Niemand heeft iets
te zoeken in die hoek van de kast en met de volgende kerst zullen de beelden er
nog net zo liggen.
Als we vroeger uit
eten gingen was dat steevast naar de Chinees. Gretig hapte ik in de dampende
nasi, aangemaakt met te veel sambal en ketjap. Als mijn honger gestild was – al
te snel, dankzij de naar binnen geschrokte kroepoek – werd de smaak eerst een beetje saai. Maar daar
wilde ik niet aan toegeven, ik had me hier zo op verheugd, ik at dapper door.
Nog een stukje babi pangang, een lepeltje seroendeng of atjar, een hapje gado
gado. Uiteindelijk was er de verzadiging en even later, vlak voor de vette
borden werden weggehaald, tegenzin, walging zelfs. Boerend en met gespannen
buik dacht ik: ‘Dit nooit meer. Nooit meer Chinees.’
Maar na een tijd
was met de verzadiging ook het voornemen vergeten en bij het volgende familie-etentje ging ik weer net zo gulzig
aan tafel.
Zo gaat het ook met
kerstmis. Ik kan het me nu niet voorstellen, maar wéét dat ik, als lente, zomer
en herfst voorbij zijn, het glinsterende glaswerk en het roomse gips weer tevoorschijn zal halen
met evenveel plezier als waarmee ik het nu heb opgeborgen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten