woensdag 29 januari 2020

BRIGHTON



Brighton is veel groter dan ik dacht. Zeker als je het erin overlopende Hove erbij rekent. We stonden op de Pier. Ik haat kermis uit de grond van mijn hart, maar deze attractie moet je toch gezien hebben als je hier bent. Terugkijkend naar de kust zag ik een schijnbaar eindeloos wijd uitwaaierende façade van witte gebouwen, modern en Victoriaans. Landinwaarts welfde de stad zich omhoog in een golf van kleinere huizen die de voetheuvels van de Sussex Downs bedekte; daar ergens woonde mijn dochter; ze wees, ik tuurde, een beetje duizelig van de ruimte op deze lege winterdag. Zilvermeeuwen en hun bruingevlekte jongen doken jammerend op een groepje foeragerende toeristen af. Die beschermden hun gezicht met hun handen en lachten opgewonden; echte landrotten.

Ik moest denken aan een middag een week geleden: ik zat op een bankje op het Museumplein; het worstenbroodje dat ik had gekocht bij de Albert Heijn had me niet het beloofde plezier geschonken en ik was begonnen stukjes naar de vogels te gooien. Algauw was ik omringd door meeuwen van allerlei soort. Ik keek bewonderend toe hoe ze stationair vlogen, flappend met hun vleugels, stilstaand in de lucht, als zilte reuzekolibries. Hoe glanzend wit hun veren waren. Een beetje eng was het wel, ze kwamen heel dichtbij, ik keek ze recht in hun priemende kraaloogjes.
   
Het eerste wat ik van die dag gezien had, toen ik onwillig door mijn oogharen had gegluurd, was een voorbij dansende schim geweest. Er kwam een mist uit zee die de vogel die langs mijn hotelkamerraam vloog in een spookachtig gewaad hulde. Voor die grote mantelmeeuw moet The Royal Albion Hotel met zijn krijtwitte gevel eruit hebben gezien als een klif – huiselijk genoeg. Ikzelf had me in de huiselijkheid van ons onderkomen een beetje vergist. Ja, het had de sfeer van vergane glorie, van Victoriaanse allure die mettertijd alleen met kunst- en vliegwerk nog in stand te houden valt, die ik me had voorgesteld bij het zien van de foto’s. Maar nee, het was niet de ontspannen uitvalsbasis, de batterijoplader, de veilige pluche grot waarop ik had gehoopt. Het was er gehorig en de schuiframen waren van enkel glas. Al heel vroeg in de ochtend werd ik gewekt door het verkeer dat over de A259 raasde, een drukke kustweg die ik thuis voor een boulevard had aangezien. De tv van de buren ging vrolijk aan. En de nabije rotonde naar de A23, The Old Steine, snerpte van de sirenes – ofwel de mist zorgde voor ongewoon veel aanrijdingen, ofwel de Britten zetten hun sirene eerder aan. 
   
Dat laatste acht ik niet onmogelijk. De geremdheid waar de Britten om bekend staan heeft een uitlaatklep nodig, anders stikken ze in hun eigen goede manieren. Ik heb nog nooit zoveel menselijk lawaai gehoord als het pandemonium van spreekstemmen in The Walrus en The Cricketers, vrijdag- en zaterdagmiddag rond borreltijd – dat laatste een rekbaar begrip, want zo blij zijn de Engelsen dat ze stoom mogen afblazen aan het eind van de werkweek, dat ze het voortreffelijke pubfood vaak maar overslaan om de alcoholische euforie niet te dempen. Wat een herrie! Daarbij vergeleken is de vrijmibo in Café Wildschut een machteloze bejaardensoos. Het is er tjok- en stampvol, de bar draait overuren, onvermoeibaar stroomt ale, lager en cider. Een blad vol shotglaasjes Jägermeister zeilt over de hoofden heen naar een verjaarspartijtje. IJskoude G&T's glinsteren in het knusse lamplicht. Iedereen roept en schreeuwt om boven de buren uit te komen. En dan wordt al dat rumoer nog getemperd door het dikke bloemetjestapijt van muur tot muur, de gecapitonneerde wanden en de met historische schilderijen gedecoreerde plafonds - hoe zou het klinken in een kale ruimte?
   
Na al die opwinding van een ook in januari drukke toeristenstad wil je in je hotel vooral rust. Zelfs dat gekrijs van de meeuwen gaat je op den duur op je zenuwen werken, hoe aandoenlijk kalm ze ook meeliften op de wagons van de treinen, die het station van sierlijk gietijzer uit 1840 in- en uitrijden.
   
Denkt u vooral niet dat ik niet te spreken ben over Brighton. U merkt misschien aan de vorige zin dat ik er nog lang niet over uitgepraat ben en veel met u zou willen delen dat buiten de perken van dit stukje valt. Ik vond het een fijne, levendige, gevarieerde en sympathieke stad. En er is rust genoeg voor wie dat zoekt, als je het centrum verlaat, dat een Schevenings strandtoerisme koppelt aan Boheemse hipstergenoegens. Zondagmiddag aten we een geweldige Sunday Roast in Shakespeare's Head in het stillere Hove, we dwaalden door de motregen onder oude spoorwegovergangen door, en over Gotische begraafplaatsen met bemoste Keltische kruizen en Engelen die een hand of arm misten, en hadden vanuit het rustige huis van mijn dochter een prachtig uitzicht op de met lichtjes bespikkelde heuvels, zo dichtbij!


Geen opmerkingen: